In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 31 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet volgen van de voorsorteerstrook op de N256 Deltaweg te Wilhelminadorp op 17 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 17 januari 2024 heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene stelde dat hij de voorsorteerstrook nauwelijks had verlaten en dat de gedraging een gebruikelijke manoeuvre was voor motorrijders om files te vermijden. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie betoogde echter dat de boete terecht was opgelegd, omdat betrokkene de richting niet had gevolgd die de voorsorteerstrook aangaf.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld en dat betrokkene verplicht was de voorsorteerstrook te volgen. Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord tijdens de administratieve fase, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de schending van de hoorplicht. De inleidende beschikking werd gewijzigd en het teveel betaalde bedrag aan zekerheid moest door de officier van justitie aan betrokkene worden terugbetaald.