In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders zonder de vereiste vergunning. De gedraging vond plaats op 21 januari 2022 om 11:34 uur op de Koningsweg te Vlissingen. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting was de officier van justitie vertegenwoordigd door mr. C. de Meer, terwijl betrokkene niet aanwezig was. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, het parkeren zonder vergunning, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat de boete onredelijk was, omdat er geen bord aanwezig was dat het parkeerbeleid aangaf. De zittingsvertegenwoordiger stelde echter dat het dossier aantoont dat de gedraging in een zonegebied plaatsvond en dat dit goed zichtbaar was.
De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd, maar dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden tijdens de administratieve fase. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen en droeg de officier van justitie op om het teveel betaalde bedrag aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door griffier E. Alekperov.