Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
Inleiding
Oordeel van de rechtbank
Feiten
“Uitstel van betaling
Aanslagbiljetnummer [aanslagnummer 2]
[adres 2]. In de aanhef zijn enkele kenmerken opgenomen van de kennisgeving, waaronder een kopje “Uw kenmerk”. Daarbij staat vermeld: KVK: [KvK-nummer].
Toepassing van het wettelijk kader op de feiten
- dat een verzamelbiljet zoals belanghebbende heeft gekregen een schriftuur is waarop een bundel van
- dat het maken van bezwaar uitsluitend tot het opschorten van de betalingsverplichting leidt als een daartoe gedaan verzoek tot uitstel van betaling door de heffingsambtenaar is toegewezen;
- dat de termijn voor het doen van uitspraak op bezwaren tegen gemeentelijke heffingen zoals de onderhavige loopt tot het einde van het kalenderjaar.
geheleverzamelbiljet. De passage omtrent het uitstel van betaling respondeert niet op de tekst van het bezwaarschrift. Immers, belanghebbende heeft uitstel van betaling gevraagd voor het gehéle bedrag van het verzamelbiljet. Juist wat er níet staat is hetgeen waarin de miscommunicatie is gelegen, namelijk dat de heffingsambtenaar kennelijk het uitstelverzoek deels afwijst. De sjablonen van de Belastingsamenwerking-West-Brabant voorzien niet in een uitleg over de gevolgen van het gedeelte van het verzoek wat
níetwordt toegewezen. Anders gezegd: de tekst lijkt te zijn toegespitst op een enkel bezwaar tegen een individueel vastgestelde beschikking en/of aanslag, niet op bezwaren tegen (onderdelen van) verzamelbiljetten.
kan niet gelijk worden gesteld met een factuur. Een bestuursorgaan (zoals de gemeente en het waterschap) zijn geen contractpartijen. Voor de systematiek die belanghebbende voorstaat met het crediteren en vervangen door een nieuw exemplaar is geen ruimte binnen de wettelijke kaders die de heffings- en invorderingsambtenaar moeten toepassen. Het lijkt aangewezen dat belanghebbende haar werkwijze hierop aanpast. Het had echter op de weg van de heffings- en invorderingsambtenaar gelegen om de bezwaargronden en nevenverzoeken juist te duiden en op de wettelijke beperkingen te wijzen in de toegezonden kennisgeving. Dat is onvoldoende gebeurd. Daarom is in het onderhavige geval, gegeven de onderhavige feiten en omstandigheden, alles tegen elkaar afwegend, het gelijk aan de zijde van belanghebbende.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de beschikking invorderingsrente van 18 juli 2022 ten bedrage van € 10.147;
- bepaalt dat de invorderingsambtenaar het griffierecht van € 365 aan belanghebbende moet vergoeden.