ECLI:NL:RBZWB:2024:1287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10566692 _ MB VERZ 23-220
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens doorrijden bij rood verkeerslicht, matiging van de boete na schending hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht dat op rood stond op 10 februari 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C. de Meer, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging vastgesteld op basis van de verklaring van de verbalisant. Betrokkene voerde aan dat hij niet door rood had gereden en dat er geen bewijs was in de vorm van beelden. Hij stelde dat het verkeerslicht oranje was op het moment dat hij de kruising passeerde en dat de verbalisant niet in staat was om de situatie correct te beoordelen.

De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging, maar erkende ook dat betrokkene niet was gehoord tijdens de administratieve fase, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen vanwege de schending van de hoorplicht. De uitspraak resulteerde in een gedeeltelijke gegrondverklaring van het beroep, waarbij de boete werd aangepast en het teveel betaalde bedrag aan betrokkene moest worden terugbetaald.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer.: 10566692 \ MB VERZ 23-220
CJIB-nummer: 6062 5422 4745 7793
uitspraakdatum: 17 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: doorrijden bij een driekleurig verkeerslicht (stoplicht) dat op rood staat op de Guido Gezellestraat (kruising met de Vlietstraat en Handelspoort) te Terneuzen op 10 februari 2022 om 16:20 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Er zijn geen beelden en er wordt afgegaan op de misleidende woorden van de verbalisant. Betrokkene reed nog geen 70 km per uur, terwijl er een maximumsnelheid gold van 80 km per uur. Met zo’n snelheid is betrokkene dan ook de kruising gepasseerd, waarbij het stoplicht wel degelijk oranje was, wat volgens betrokkene impliceert dat hij niet door rood is gereden. Betrokkene stelt dat het voor de verbalisant onmogelijk was om direct zicht te hebben vanuit de Vlietstraat. Betrokkene verwijst naar de bijlage als bewijs dat het niet kan. Betrokkene stelt dat de verbalisant heeft gelogen en betrokkene geeft aan dat er een klacht zal worden ingediend tegen de verbalisant. Bovendien heeft betrokkene indien nodig drie getuigen die officieel een verklaring willen afleggen. De getuigen reden namelijk achter betrokkene en zagen dat het licht oranje uitstraalde toen betrokkene het stoplicht passeerde.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat de boete terecht is opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger gaat uit van de verklaring van de verbalisant. De verbalisant had immers direct zicht en zag dat het verkeerslicht, op het moment dat betrokkene zijn weg vervolgde, een seconde op rood stond. Ook is de hoorplicht geschonden. Betrokkene had tijdens de administratieve fase het recht om gehoord te worden, maar betrokkene is hier niet op gewezen. Gelet op de schending van de hoorplicht is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de sanctie met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Gelet op het feit dat het getuige aanbod niet is geconcretiseerd en betrokkene niet is verschenen op zitting, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van de waarneming van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
De kantonrechter ziet verder reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep is gelet hierop gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 187,50,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 37,50,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 67, 4330 AB Middelburg Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: