ECLI:NL:RBZWB:2024:1281

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10708260 _ MB VERZ 23-354
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • W.H.C. van Eck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en schending van hoorplicht in administratief beroep

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Rijksweg A58. Betrokkene heeft beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 17 januari 2024 was de gemachtigde van betrokkene, mr. I.N.D.J. Rissema, niet aanwezig, terwijl de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. C. de Meer, wel aanwezig was.

De kantonrechter heeft de gedraging beoordeeld en vastgesteld dat de boete terecht was opgelegd. Betrokkene stelde dat het om een elektrische vape sigaret ging en dat de hoorplicht was geschonden, omdat de officier van justitie geen hoorzitting had gehouden. De kantonrechter oordeelde dat de schending van de hoorplicht gegrond was, maar dat dit niet leidde tot een vermindering van de boete, omdat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, maar het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures, maar ook dat de verklaring van de verbalisant in verkeerszaken vaak als voldoende bewijs wordt gezien. De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om de boete te matigen, ondanks de schending van de hoorplicht, en heeft de zaak in zijn geheel beoordeeld op basis van de beschikbare bewijsstukken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer : 10708260 \ MB VERZ 23-354
CJIB-nummer : 9062 5422 5180 8991
uitspraakdatum : 17 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. I.N.D.J. Rissema (Bezwaartegenverkeersboetes.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 17 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. C. de Meer (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de Rijksweg A58 te ’S-Heer Arendskerke te Goes op 21 augustus 2022 om 09:46 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat het om een elektrische vape sigaret ging. De gedraging kan niet worden vastgesteld, aangezien het geen mobiel elektronisch apparaat betrof. Ook heeft gemachtigde aangevoerd dat de hoorplicht is geschonden, waardoor er een matiging van 25% plaats dient te vinden. De officier van justitie heeft in plaats van het horen betrokkene de gelegenheid geboden om schriftelijk het beroep aan te vullen. Dat kan volgens gemachtigde niet worden aangemerkt als horen in de zin van art. 7 lid 2 Wahv jo. Art. 7:16 Awb. Gemachtigde verwijst hiervoor naar uitspraken. Ook verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Met een elektrische sigaret kan niet gecommuniceerd worden. In dit geval ziet de gedraging op een communicatiemiddel. Gelet op de verklaring van de verbalisant ziet de zittingsvertegenwoordiger geen reden tot twijfel dat de gedraging is begaan. Ten aanzien van de schending van de hoorplicht is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat gemachtigde voldoende is gecompenseerd, waardoor er geen aanleiding is voor een matiging.

Overwegingen

Betrokkene heeft, via een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft de gemachtigde en betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep. Dat aan de gemachtigde de mogelijkheid is geboden van een extra schriftelijke ronde, in plaats van een (telefonische) hoorzitting, maakt dat niet anders.
De kantonrechter zal vervolgens de inleidende beschikking inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De eerdere uitspraak waar gemachtigde naar verwees ziet op een incidentele situatie. De kantonrechter hecht doorslaggevende waarde aan de verklaring en waarneming van de verbalisant.
De boete is dus terecht opgelegd en de inleidende beschikking houdt dus stand.
De kantonrechter ziet in de schending van de hoorplicht geen aanleiding om de boete te matigen met 25%, zoals de gemachtigde heeft verzocht. Het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden waar de gemachtigde naar verwijst (ECLI:NL:GHARL:2022:9934) ziet uitsluitend op betrokkenen die zonder gemachtigde procederen. De kantonrechter ziet geen aanleiding om een dergelijke korting ook toe te passen bij professionele gemachtigden.
Het beroep is gelet op de schending van de hoorplicht gegrond, maar het beroep tegen de inleidende beschikking is ongegrond.
Nu de inleidende boetebeschikking in stand blijft, is er geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.H.C. van Eck, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 67, 4330 AB Middelburg. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: