ECLI:NL:RBZWB:2024:1259
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2024, wordt het verzoek van verzoekster om veroordeling van het UWV in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door het UWV op haar bezwaarschrift van 11 maart 2022. Dit beroep werd ingetrokken nadat het UWV op 29 september 2023 alsnog op het bezwaarschrift had beslist. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV heeft aangegeven bereid te zijn tot vergoeding van de proceskosten voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor van 0,25 en is ook bereid het griffierecht te vergoeden.
De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Volgens de wet kan de bestuursrechter het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. In dit geval heeft het UWV op 29 september 2023 beslist op het bezwaar van verzoekster, wat betekent dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. De rechtbank oordeelt dat verzoekster recht heeft op een vergoeding van haar proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. Dit bedrag is gebaseerd op de kosten voor het indienen van het beroepschrift, waarbij de rechtbank geen aanleiding ziet om een lagere wegingsfactor toe te passen dan de gebruikelijke 0,5.
Daarnaast wijst de rechtbank erop dat het UWV verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De rechtbank veroordeelt het UWV tot betaling van € 437,50 aan proceskosten aan verzoekster. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.