In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, waarin het door eiseres ingediende bezwaar tegen een omgevingsvergunning niet-ontvankelijk is verklaard. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 5 augustus 2022, dat een omgevingsvergunning verleende voor het vellen van twee bomen en onderbeplanting op een specifieke locatie. Het college verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk omdat eiseres niet als belanghebbende werd aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigden van het college aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het college op goede gronden eiseres niet als belanghebbende heeft aangemerkt. De rechtbank legt uit dat om als belanghebbende te worden aangemerkt, eiseres feitelijke werkzaamheden moet verrichten die verband houden met haar statutaire doelstellingen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij dergelijke werkzaamheden heeft verricht voorafgaand aan het indienen van het bezwaar.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het college terecht het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.M.J.C. Paijmans op 16 februari 2024 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.