ECLI:NL:RBZWB:2024:1151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
9341683 _ MB VERZ 21-247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van de opgelegde sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 7 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Ringbaan West in Tilburg op 21 december 2020. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter overwoog dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat betrokkene niet voldoende bewijs had geleverd dat een ander het voertuig bestuurde op het moment van de overtreding. Betrokkene had aangevoerd dat het voertuig op basis van een leaseovereenkomst door een ander werd gebruikt, maar had nagelaten een geldige lease- of huurovereenkomst te overleggen. De kantonrechter verwierp dit beroep en stelde vast dat de boete terecht was opgelegd.

Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 21 december 2020 en de procedure had langer dan twee jaar geduurd. Daarom besloot de kantonrechter de boete te matigen met 25%, waardoor het bedrag werd verlaagd tot € 36,75, plus administratiekosten. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en betrokkene kreeg een bedrag van € 12,25 terugbetaald dat te veel was betaald als zekerheidstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 9341683 \ MB VERZ 21-247
CJIB-nummer: 9062 5422 3862 5656
uitspraakdatum: 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats] ( [land] )
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
7 km per uur harder rijden dan mag binnen de bebouwde kom op de Ringbaan West (kruising Wandelboslaan) te Tilburg op 21 december 2020 om 16:08 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat dat het voertuig op grond van een leaseovereenkomst door een ander werd gebruikt. Om te bepalen wie de daadwerkelijke bestuurder was, kan er contact worden opgenomen met degene die de leaseovereenkomst heeft gesloten. De gegevens daarvan staan in het beroepschrift.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Betrokkene heeft nagelaten om het beroepschrift te onderbouwen met een geldige huur- of leaseovereenkomst.

Overwegingen

Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder. Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen anders indien de kentekenhouder:
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
(b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegtof
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Betrokkene stelt dat het voertuig zou zijn geleased ten tijde van de gedraging. De kantonrechter begrijpt dat betrokkene hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur).
Betrokkene heeft die stelling echter onvoldoende met bewijzen onderbouwd en heeft nagelaten een geldige lease- of huurovereenkomst te overleggen, zodat niet is komen vast te staan dat die uitzondering zich heeft voorgedaan.Het beroep daarop wordt dan ook verworpen.
De boete is dus terecht aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 21 december 2020 en is de redelijke termijn dus met 1 jaar en 1 maand overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot € 36,75, plus € 9,- administratiekosten;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 12,25, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: