In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het rijden van 7 km per uur te hard binnen de bebouwde kom op de Ringbaan West in Tilburg op 21 december 2020. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.
De kantonrechter overwoog dat de boete terecht was opgelegd aan de kentekenhouder, omdat betrokkene niet voldoende bewijs had geleverd dat een ander het voertuig bestuurde op het moment van de overtreding. Betrokkene had aangevoerd dat het voertuig op basis van een leaseovereenkomst door een ander werd gebruikt, maar had nagelaten een geldige lease- of huurovereenkomst te overleggen. De kantonrechter verwierp dit beroep en stelde vast dat de boete terecht was opgelegd.
Echter, de kantonrechter constateerde ook dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De boete was opgelegd op 21 december 2020 en de procedure had langer dan twee jaar geduurd. Daarom besloot de kantonrechter de boete te matigen met 25%, waardoor het bedrag werd verlaagd tot € 36,75, plus administratiekosten. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en betrokkene kreeg een bedrag van € 12,25 terugbetaald dat te veel was betaald als zekerheidstelling.