In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de Neptunusstraat te Tilburg op 10 juni 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 26 januari 2024 was de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig, maar betrokkene zelf was niet verschenen. De kantonrechter heeft de zaak inhoudelijk beoordeeld. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was, gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene verklaarde dat zij de telefoon enkel vasthield uit paniek, omdat zij werd achtervolgd door een persoon met wie zij eerder problemen had gehad.
De kantonrechter oordeelde dat de gedraging voldoende was vastgesteld door twee verbalisanten en dat betrokkene haar verhaal niet had onderbouwd met bewijsstukken. Wel werd vastgesteld dat de hoorplicht in de fase van administratief beroep was geschonden, omdat betrokkene niet in de gelegenheid was gesteld om gehoord te worden. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter besloot de boete met 25% te matigen, waardoor het totaalbedrag op € 105,- kwam, plus € 9,- administratiekosten. De uitspraak werd openbaar gedaan en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.