ECLI:NL:RBZWB:2024:1147

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10782899 _ MB VERZ 23-1150
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en matiging van de sanctie wegens schending van hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het inrijden tegen de verplichte rijrichting op de Haansbergseweg te Rijen op 6 september 2021. Betrokkene heeft tegen de boete beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft betrokkene zijn standpunt toegelicht, waarbij hij aanvoerde dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden waaronder de gedraging had plaatsgevonden. Betrokkene, werkzaam als krantenbezorger, gaf aan dat hij regelmatig verkeershandelingen moest verrichten die tegen de regels ingingen en dat hij altijd met grote oplettendheid te werk ging. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft de boete verdedigd, maar erkende dat de hoorplicht in de fase van administratief beroep was geschonden, wat aanleiding gaf tot een matiging van de boete.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, vanwege de schending van de hoorplicht en de overschrijding van de redelijke termijn van berechting, besloot de kantonrechter de boete met 50% te matigen. De beslissing van de officier van justitie werd vernietigd en de inleidende beschikking werd gewijzigd, waarbij het bedrag dat betrokkene te veel had betaald, door de officier van justitie moest worden terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht en de redelijke termijn in administratieve procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10782899 \ MB VERZ 23-1150
CJIB-nummer: 9062 5422 4479 0607
uitspraakdatum: 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
tegen de verplichte rijrichting inrijden (bord C3, eenrichtingsweg) op de Haansbergseweg te Rijen op 6 september 2021 om 09:20 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Als krantenbezorger maar ook postbode moet betrokkene tijdens het bezorgen regelmatig verkeershandelingen uitvoeren die tegen de regels zijn. Betrokkene rijdt nu iedere dag met zenuwen de krantenroute. Dat is bijvoorbeeld een route waarbij betrokkene gedeeltelijk over een industrieterrein moet en achteraf bij de boeren moet zijn. Daar moet betrokkene ook tegen de verplichte rijrichting inrijden, maar dat gebeurt met een hele hoge mate van oplettendheid met de alarmlichten aan. Betrokkene vindt het moeilijk om de situatie uit te leggen. Ook worden bezorgers regelmatig door de politie staande gehouden met de vraag waarom ze daar rijden. Gelukkig worden er geen boetes uitgeschreven. Betrokkene heeft begrip voor de taken van de politie en vraagt zich af of er iets gedaan of verzonnen kan worden om bezorgers te helpen.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd er vaak bezorgd moest worden op bijvoorbeeld de Bredaseweg. Er kan dan niet worden gestopt om de krant in de brievenbus te doen. Omdat je op de weg een gevaar vormt, ben je genoodzaakt om op het fietspad te rijden en daarmee handel je tegen de regels in. Betrokkene heeft ongeveer 14 jaar kranten bezorgd en is inmiddels wel 40 keer staande gehouden door de politie. De politie toont altijd begrip en dan mag je als krantenbezorger door. Betrokkene let altijd op de regels en stelt vooraan te lopen als het gaat om de veiligheid. Betrokkene vindt de boete en de manier waarop de boete werd gegeven kinderachtig en erg jammer. Ten tijde van de gedraging had betrokkene 100 km er op zitten. Als betrokkene achteruit ging keren, dan was het geen boete waardige situatie, maar had het wel een veel gevaarlijkere situatie opgeleverd. Tegenwoordig is betrokkene gestopt met bezorgen, aangezien het werk lichamelijk niet meer mogelijk is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat de boete terecht is opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger kan zich voorstellen dat de boete zuur is als je in het verleden nooit beboet bent voor dergelijke gedragingen. De boa heeft echter wel zijn werk gedaan, aangezien hij een discretionaire bevoegdheid heeft en dus kan kiezen uit een boete of een waarschuwing. Voorts stelt de zittingsvertegenwoordiger dat de hoorplicht in de fase van administratief beroep is geschonden. Betrokkene had toen het recht om gehoord te worden, maar betrokkene is hier niet op gewezen. Gelet op deze schending van de hoorplicht is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de sanctie met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Bovendien ontkent betrokkene de gedraging niet en heeft betrokkene ook geen ontheffing voor de vastgestelde gedraging.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder net als de officier van justitie reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Ook heeft een ieder recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 6 september 2021 en is de redelijke termijn dus met ruim 4 maanden overschreden.
De kantonrechter ziet hierin reden de boete verder te matigen tot de helft.
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 75,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag van € 75,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: