ECLI:NL:RBZWB:2024:1140

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10782968 _ MB VERZ 23-1155
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en matiging van de sanctie wegens schending van de hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten van de vereiste verzekering voor zijn bromfiets. Betrokkene heeft tegen deze boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 26 januari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn standpunten in het beroepschrift. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, inderdaad had plaatsgevonden, maar dat de betrokkene zich beroept op persoonlijke omstandigheden die hem hebben verhinderd om tijdig de verzekering te betalen. De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft erkend dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat de correspondentie naar een verkeerd adres was gestuurd.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat indienen van het beroep niet aan hem kan worden toegerekend. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie vernietigd, omdat de hoorplicht niet was nageleefd. De kantonrechter heeft de boete met 25% gematigd en bepaald dat het teveel betaalde bedrag aan zekerheidstelling door de officier van justitie aan de betrokkene moet worden terugbetaald. De uitspraak benadrukt het belang van de hoorplicht in administratieve procedures en de gevolgen van schending daarvan.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10782968 \ MB VERZ 23-1155
CJIB-nummer: 9062 5422 5384 2755
uitspraakdatum: 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd via de RDW-registercontrole op 4 oktober 2022 om 17:05 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Door financiële uitdagingen heeft betrokkene een schuld opgebouwd bij zijn verzekeraar. Hierdoor is de verzekering stopgezet. Hierna is er ook geen gebruik meer van de brommer gemaakt. Echter, betrokkene staat nu op een zwarte lijst, waardoor niemand zijn voertuig wil verzekeren. Na een aantal verzekeraars gecontacteerd te hebben zonder succes, heeft betrokkene zijn brommer uit laten schrijven. Betrokkene heeft begrip voor het belang van een verzekerde brommer en wil ook zeker dat de bestuurder van de brommer verzekerd is. Betrokkene vraagt om begrip voor de situatie. Tevens ziet betrokkene het nut van de boete niet in, aangezien betrokkene er pas te laat achter kwam omdat de correspondentie naar een onjuist huisnummer is verstuurd.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat de termijnoverschrijding gelet op het verkeerde adres verschoonbaar is en dat de verhoging ongedaan gemaakt dient te worden. Inhoudelijk is betrokkene als kentekenhouder verantwoordelijk voor het voertuig. Als betrokkene weet van zijn schulden en problemen, dan is het niet verstandig om een voertuig te hebben waarvan de verzekering niet betaald kan worden. Tevens heeft betrokkene nagelaten om direct na de boete actie te ondernemen. Voorts stelt de zittingsvertegenwoordiger dat de hoorplicht in de fase van administratief beroep is geschonden. Betrokkene had toen het recht om gehoord te worden, maar betrokkene is hier niet op gewezen. Gelet op deze schending van de hoorplicht is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de sanctie met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

Betrokkene heeft het beroep bij de kantonrechter te laat ingesteld. Voor het instellen van beroep geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 15 februari 2023. Het beroepschrift is echter pas op 25 april 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt – kort gezegd – dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld.
In de uitnodiging voor de zitting is betrokkene erop gewezen dat als het beroep te laat is ingediend en daarvoor geen geldige reden is aangevoerd, het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend nu de brieven naar het onjuiste adres zijn verstuurd.
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
Betrokkene ontkent de gedraging niet, maar beroept zich op omstandigheden. Een voertuig dient te worden verzekerd of te worden geschorst. Dat men dat niet doet komt voor rekening en risico van de kentekenhouder.
De boete is dus terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder net als de zittingsvertegenwoordiger reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
Het beroep tegen de inleidende beschikking is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.
Ook is de kantonrechter van oordeel dat de opgelegde verhoging van de sanctie ongedaan gemaakt dient te worden.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 277,50,-, plus € 9,- administratiekosten;
- draagt de officier van justitie op het bedrag dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: