ECLI:NL:RBZWB:2024:1138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
10762535 _ MB VERZ 23-1111
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete en matiging van de sanctie wegens schending van hoorplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen zij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. De officier verklaarde het beroep ongegrond, waarna betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. Tijdens de zitting op 26 januari 2024 werd de zaak behandeld, waarbij betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. A. de Vreeze, aanwezig waren.

De gedraging die aan de boete ten grondslag lag, was het niet hebben van een geldig keuringsbewijs voor een motorrijtuig. Betrokkene voerde aan dat de boete niet redelijk was gezien de omstandigheden, waaronder een langdurige reparatie van het voertuig. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging vaststond, maar dat de officier van justitie betrokkene niet had gehoord in de fase van administratief beroep, wat in strijd was met de wet. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.

De kantonrechter besloot de boete te matigen met 25% vanwege de schending van de hoorplicht en, gezien de omstandigheden van de zaak, werd de boete uiteindelijk gematigd tot nihil. De beslissing van de kantonrechter was gedeeltelijk gegrond, en de officier van justitie werd opgedragen het teveel betaalde bedrag van € 159,- aan betrokkene terug te betalen. De uitspraak werd openbaar gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, bijgestaan door griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 10762535 \ MB VERZ 23-1111
CJIB-nummer: 6062 5422 5252 2107
uitspraakdatum: 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
voor het motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3500 kg of minder heeft het keuringsbewijs geldigheid verloren, geconstateerd via de RDW-registercontrole op 20 september 2022 om 17:00 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene heeft wegens een op het oog simpel lijkend mankement het voertuig op 2 februari 2022 bij een autodealer gebracht. Na een aantal dagen bleek dat er een flinke reparatie plaats moest vinden die op zes weken werd geschat. Dat is lang, maar volgens betrokkene geen reden om de auto te laten schorsen. Helaas werd de datum van teruggave iedere keer uitgesteld door allerlei onvoorziene omstandigheden. Betrokkene werd niet altijd op de hoogte gehouden, maar kreeg wel in juni te horen dat betrokkene in juli zeker weer over haar auto zou beschikken. Betrokkene heeft de garage direct laten weten dat de keuringsdatum op 8 juli 2022 zou zijn, met de vraag of het voertuig voor teruggave eerst APK gekeurd kon worden. Dat zou gedaan worden, maar helaas bleek een dag voor oplevering dat de reparatie niet het gewenste resultaat had. Wederom zonder echte harde indicatie van tijd moest er opnieuw worden gekeken. Uiteindelijk stonden in november de seinen op groen en is het voertuig, zoals te zien, op 28 november 2022 direct gekeurd. Wat niet is te zien, is dat het voertuig op 16 december wederom naar de garage is gebracht en weer stilstaat door motorproblemen. Betrokkene had dit niet kunnen voorspellen en had, als zij dit voorzien had, het voertuig zeker geschorst en de verzekering opgezegd. Betrokkene had de juiste intenties en heeft een jaar lang wegenbelasting betaald voor een auto die niet rijdt.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat uit de ter zitting overhandigde bewijsstukken voldoende blijkt dat het verweer aannemelijk is. Het ging om een uitzonderlijke situatie waarbij betrokkene echt niet wist wanneer het voertuig terugkwam. Voorts wordt op de website aangegeven dat het schorsen voor een jaar is, waardoor het voor betrokkene niet duidelijk was dat het mogelijk was het voertuig tijdelijk te schorsen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft aangevoerd dat het uitgangspunt is dat betrokkene als kentekenhouder verantwoordelijk is voor alle verplichtingen van het voertuig. In principe is het dus de eigen verantwoordelijkheid dat betrokkene een geldig keuringsbewijs kreeg. De boete wordt ook niet direct opgelegd, maar pas twee maanden later. De bedoeling daarvan is dat betrokkene, indien het voertuig tijdens een controle wordt afgekeurd, nog ruimte heeft om de gebreken te herstellen of om het voertuig te schorsen. De boete is dus terecht opgelegd. Voorts stelt de zittingsvertegenwoordiger dat de hoorplicht in de fase van administratief beroep is geschonden. Betrokkene had toen het recht om gehoord te worden, maar betrokkene is hier niet op gewezen. Gelet op deze schending van de hoorplicht is de zittingsvertegenwoordiger van mening dat de sanctie met 25% gematigd dient te worden.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. Een voertuig dient te worden verzekerd of te worden geschorst. Dit geldt ook als het voertuig onbruikbaar is. Dat men dit niet doet komt in beginsel voor rekening en risico van de kentekenhouder.
De boete is dus in zoverre terecht opgelegd.
Betrokkene heeft, zonder tussenkomst van een gemachtigde, beroep aangetekend bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft betrokkene niet in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord. Dit is in strijd met de wet, omdat niet is voldaan aan de wettelijke voorwaarden om van horen af te zien. Volgens vaste rechtspraak dient dit te leiden tot vernietiging van de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep.
Het beroep tegen die beslissing is om die reden gegrond.
De kantonrechter ziet verder net als de officier van justitie reden de boete te matigen met 25%, omdat sprake is van een structurele schending van de hoorplicht (zie het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, ECLI:NL:GHARL:2022:9934).
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd aanleiding om de boete verder te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene, ondanks dat de verantwoordelijkheid bij haar ligt, er alles aan deed om de situatie in orde te krijgen. De kantonrechter heeft bovendien begrip voor de reden dat betrokkene niet voor een schorsingsmogelijkheid heeft gekozen. De boete zal gelet op de aangevoerde omstandigheden worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet hierop gedeeltelijk gegrond en de inleidende beschikking zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gematigd tot nihil.
  • draagt de officier van justitie op het bedrag van € 159,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: