ECLI:NL:RBZWB:2024:1132

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
23 februari 2024
Zaaknummer
9059643 _ MB VERZ 21-51
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijk gegrond beroep tegen verkeersboete met matiging en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen, waartegen hij beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Deze verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, waarop de betrokkene in beroep ging bij de kantonrechter. De zitting vond plaats op 26 januari 2024, waarbij de gemachtigde van de betrokkene, mr. L.A.C. Cools, niet aanwezig was. De officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze.

De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld. De betrokkene had aangevoerd dat hij stelselmatig door de politie werd gecontroleerd, maar de kantonrechter vond deze claim niet onderbouwd. Wel werd vastgesteld dat de redelijke termijn van berechting was overschreden, aangezien de boete op 16 maart 2020 was opgelegd en de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter samen langer dan twee jaar had geduurd. Hierdoor werd de boete met 25% gematigd.

De kantonrechter verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigde deze. Tevens werd de officier van justitie veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, die in totaal € 749,50 bedroegen. De uitspraak werd openbaar gedaan door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer.: 9059643 \ MB VERZ 21-51
CJIB-nummer: 5062 5422 3256 0056
uitspraakdatum: 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. L.A.C. Cools (Möllerencools Advocaten)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is eerder op 7 september 2021 gepland en aangehouden omdat gemachtigde verhinderd was om te verschijnen. De zaak is vervolgens behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
niet op de eerste vordering behoorlijk het rijbewijs ter inzage afgeven op de Zandschelstraat te Goirle op 16 maart 2020 om 17:13 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat betrokkene het idee heeft dat hij stelselmatig door de politie wordt gecontroleerd. Betrokkene kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de politie en de gemeente zich heel nadrukkelijk richten op betrokkene. Deze gang van zaken is volstrekt onacceptabel. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht om de zekerheid gelet op het onderbouwde draagkrachtverweer op nihil te stellen en het beroep ongegrond te verklaren. Betrokkene heeft de gedraging niet betwist. Bovendien is de gedraging voldoende omschreven en kan het dus worden vastgesteld. De zittingsvertegenwoordiger is van mening dat gemachtigde heeft nagelaten om het verweer over het stelselmatig controleren nader te onderbouwen. Als hiervan sprake zou zijn, dan kon betrokkene hierover een klacht indienen bij de politie.

Overwegingen

Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 104,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen en dit met stukken onderbouwd. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden. De kantonrechter is van oordeel dat uit het dossier is gebleken dat het beroepschrift bij de officier van justitie gronden bevat. Gelet daarop ziet de kantonrechter in deze zaak voldoende aanleiding om het verzuim verschoonbaar te achten. Reeds daarom dient de beslissing van de officier van justitie vernietigd te worden.
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De kantonrechter is, mede gelet op het aanvullend proces-verbaal, van oordeel dat er geen sprake is van een stelselmatige controle jegens betrokkene.
De boete is dus terecht opgelegd.
Een ieder heeft recht op behandeling van zijn rechtszaak binnen een redelijke termijn (artikel 6, lid 1 van het EVRM). Volgens vaste rechtspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:GHARL:2017:1777) is sprake van schending van die redelijke termijn van berechting wanneer de procedure bij de officier van justitie en de kantonrechter tezamen langer dan twee jaar heeft geduurd. Deze termijn vangt aan bij het opleggen van de boete.
In dit geval is de boete opgelegd op 16 maart 2020 en is de redelijke termijn dus met bijna twee jaar overschreden.
Omdat sprake is van een overschrijding zal de kantonrechter de boete matigen met 25% (zie ECLI:NL:GHARL:2023:6369). Het beroep tegen de inleidende beschikking is dus gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden vernietigd.
Nu de boete wordt gematigd is er aanleiding voor een proceskostenvergoeding die als volgt is berekend:
administratief beroepschrift: 1 punt x gewicht 0,5 x € 624,- = € 312,00
beroepschrift kantonrechter: 1 punt x gewicht 0,5 x € 875,- =
€ 437,50
totaal € 749,50

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie op het administratief beroep gegrond en vernietigt die beslissing;
  • verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking gedeeltelijk gegrond en wijzigt de inleidende beschikking in zoverre dat het bedrag van de boete wordt gewijzigd in
€ 71,25,-, plus € 9,- administratiekosten;
- veroordeelt de officier van justitie tot het vergoeden van de proceskosten van betrokkene van € 749,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: