ECLI:NL:RBZWB:2024:1091

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
10507712 _ MB VERZ 23-656
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan [betrokkene] B.V. De boete was opgelegd voor het verkeerd parkeren van een bromfiets op de Piusstraat in Tilburg op 9 september 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 26 januari 2024 is de zaak behandeld. De gemachtigde van betrokkene, mr. M. Lagas, voerde aan dat de gedraging niet had plaatsgevonden en dat betrokkene onterecht als kentekenhouder was beboet. De gemachtigde verwees naar een huurovereenkomst en stelde dat de boete ten tijde van de verhuur was opgelegd. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, betwistte deze stelling en stelde dat de huurovereenkomst al was beëindigd voordat de boete was opgelegd.

De kantonrechter oordeelde dat uit het dossier voldoende bewijs aanwezig was dat de gedraging had plaatsgevonden. De verklaring van de verbalisant en de bijgevoegde foto’s werden als voldoende bewijs beschouwd. De kantonrechter concludeerde dat de boete terecht aan betrokkene was opgelegd, aangezien de gedraging na het einde van de huurperiode was vastgesteld. Het beroep van de gemachtigde werd verworpen en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en betrokkene werd in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Tilburg
zaaknummer : 10507712 \ MB VERZ 23-656
CJIB-nummer : 5062 5422 5263 2416
uitspraakdatum : 26 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. M. Lagas (Appjection B.V.)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 26 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde en betrokkene zijn niet verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven:
een bromfiets plaatsen op andere wijze dan is toegestaan op de Piusstraat (hoek Vorstenhof) te Tilburg op 9 september 2022 om 19:39 uur.
Gemachtigde heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht en dat betrokkene onterecht als kentekenhouder is beboet. Gemachtigde verwijst naar artikel 8 sub b Wahv. De activiteiten van de kentekenhouder betreft onder andere de verkoop en verhuur van (eventueel elektrische) voertuigen en rijwielen. Gemachtigde verwijst naar de bijlage waaruit een schriftelijke aangegane huurovereenkomst van minder dan drie maanden blijkt. Eveneens blijkt wie de huurder van het voertuig was. Het betreft de reserveringdetails en het profiel van de huurder, of de factuur indien deze beschikbaar is. De reserveringsdetails en het profiel van de huurder tezamen dienen volgens jurisprudentie van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden als huurovereenkomst te worden bestempeld. Gemachtigde stelt dat de beschikking ofwel is opgelegd ten tijde van de verhuur, dan wel opgelegd na de verhuur wanneer sprake is van een beschikking omtrent verkeerd parkeren. In dat laatste geval was de huurder de laatste huurder van het voertuig voordat de beschikking was opgelegd, en dient deze alsnog als de huurder te worden aangewezen. Gemachtigde stelt gelet op jurisprudentie dat de geboortedatum van de huurder geen vereiste betreft. Gemachtigde verzoekt om een proceskostenvergoeding.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat de boete ten tijde van de verhuur is opgelegd. Bovendien is de zittingsvertegenwoordiger het niet eens met de stelling van gemachtigde dat de laatste huurder van het voertuig voordat de boete was opgelegd, alsnog als de huurder dient te worden aangemerkt. De huurovereenkomst in deze zaak is al beëindigd voordat de gedraging is vastgesteld en de boete is opgelegd.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant en foto’s - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. In zaken op grond van de Wahv biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven om te twijfelen aan de juistheid van die verklaring of indien dergelijke feiten en omstandigheden uit het dossier blijken.
Op grond van artikel 5 Wahv wordt, als niet direct kan worden vastgesteld wie de bestuurder is, de boete opgelegd aan de kentekenhouder. Ingevolge artikel 8 Wahv is dat alleen dan anders indien de kentekenhouder:
( a) niet heeft kunnen voorkomen dat een ander van het voertuig gebruik heeft gemaakt of
( b) een schriftelijke bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst van ten hoogste drie maanden met betrekking tot het voertuig overlegt of
( c) ten tijde van de gedraging niet meer de eigenaar van het voertuig was.
Gemachtigde stelt dat het voertuig ten tijde van de gedraging verhuurd was, dan wel dat de laatste huurder van het voertuig, voordat de gedraging werd verricht, alsnog als huurder dient te worden aangewezen. De kantonrechter begrijpt dat gemachtigde hiermee een beroep doet op de uitzondering onder b (bedrijfsmatige verhuur).
Onder "ten tijde van de gedraging" moet worden verstaan "ten tijde van de vaststelling van de gedraging" (zie ECLI:NL:GHARL:2022:11123). De kantonrechter is van oordeel dat vaststaat dat de gedraging na het einde van de huurperiode is vastgesteld. Tevens blijkt dit uit de overgelegde ritgegevens en factuur. Niet valt in te zien waarom de laatste huurder alsnog als huurder moet worden aangewezen nu de huurperiode reeds was beëindigd. Het beroep op artikel 8 Wahv faalt, waardoor niet is komen vast te staan dat de uitzondering zich heeft voorgedaan. Het beroep wordt dan ook verworpen.
De boete is dus terecht aan betrokkene als kentekenhouder opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat gemachtigde heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen.
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.W.M. Speekenbrink, kantonrechter, bijgestaan door de griffier E. Alekperov, en in het openbaar uitgesproken op 26 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: