ECLI:NL:RBZWB:2024:1086

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
22 februari 2024
Zaaknummer
AWB- 22_274
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van huishoudelijke ondersteuning op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de toekenning van huishoudelijke ondersteuning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle beoordeeld. Eiseres, geboren in 1941, had een indicatie voor 6 uur huishoudelijke ondersteuning per week, maar na een nieuw onderzoek heeft het college haar slechts 4 uur per week toegekend. Eiseres heeft diverse gezondheidsproblemen en stelt dat deze indicatie onvoldoende is om haar zelfredzaamheid en participatie te waarborgen. De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 behandeld en het onderzoek heropend na een brief van het college. De rechtbank concludeert dat het college niet voldoende heeft onderbouwd waarom de indicatie van 4 uur per week voldoende zou zijn, vooral gezien de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar echtgenoot. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en verklaart het beroep gegrond. De rechtsgevolgen van het vernietigde besluit blijven in stand, maar eiseres krijgt een schadevergoeding voor de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding voor de onterecht toegekende uren af, omdat deze niet meer kunnen worden verleend. De rechtbank bepaalt dat het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/274 WMO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

gemachtigde: mr. drs. A.C.M. Brom,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goirle (het college), verweerder,
en

De Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de toekenning van de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) over de periode van 18 december 2020 tot en met 17 december 2025.
1.1.
Het college heeft met het besluit van 7 december 2020 aan eiseres 3,5 uur huishoudelijke hulp per week toegekend in de vorm van zorg in natura. Met het bestreden besluit van 1 december 2021 op het bezwaar van eiseres heeft het college de indicatie verhoogd met 30 minuten voor de wasverzorging naar 4 uur per week.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 11 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en mr. W. Rombouts als gemachtigde van het college.
De rechtbank heeft met de beslissing van 28 juli 2023 het onderzoek heropend en eiseres in de gelegenheid gesteld te reageren op de brief van het college van 24 juli 2023. Eiseres heeft dat gedaan met de brief van 16 augustus 2023.
Het college heeft op de reactie van eiseres niet gereageerd.
De rechtbank heeft, nadat geen van de partijen te kennen heeft gegeven dat er behoefte was aan een nadere zitting, het onderzoek in deze zaak gesloten op 24 januari 2024.

Inleiding

2. Eiseres, geboren op [geboortedag 1] 1941, had een indicatie huishoudelijke ondersteuning voor 6 uur per week. Omdat deze indicatie afliep op 17 december 2020 heeft het college een nieuw onderzoek naar de benodigde hulp verricht. Eiseres is bekend met een evenwichtsstoornis, rugklachten, hoge bloeddruk, oedeem in voeten en benen en diabetes. Eiseres is gehuwd. Haar echtgenoot, geboren op [geboortedag 2] 1942, is onder meer bekend met epilepsie, diabetes en longproblemen.
Op 4 juni 2020 heeft een keukentafelgesprek plaatsgevonden. Het college heeft een ondersteuningsplan opgesteld. Tijdens de bezwaarprocedure heeft het college een gewijzigd ondersteuningsplan opgesteld, waarin ook 30 minuten voor de wasverzorging is opgenomen.
Vervolgens heeft het college het bestreden besluit genomen.
3.
Beroepsgronden.
Eiseres heeft, samengevat en voor zover relevant, het volgende aangevoerd.
Eiseres stelt allereerst dat 4 uur huishoudelijke hulp per week onvoldoende is en dat het college haar specifieke situatie onvoldoende heeft meegewogen. Eiseres woont in een grote woning op het terrein van een manage in het buitengebied. Deze woning wordt eerder stoffig en de ramen worden eerder vuil vanwege de grotere invloed van de weersomstandigheden. De echtgenoot van eiseres heeft longproblemen waardoor het nodig is dat de woning continu nagenoeg stofvrij is. Met de voorheen geboden hulp (2 keer 3 uur hulp per week) werd hieraan voldaan. Met de nu toegekende uren lukt dat niet. Eiseres kan bovendien de was niet meer zelf doen en haar schoondochter evenmin omdat zij meer uren is gaan werken. Eiseres stelt dat de compensatieplicht van het college onder de nieuwe Wmo dezelfde resultaatsverplichting betreft, namelijk het geven van een passende bijdrage aan haar zelfredzaamheid en participatie. Dat eiseres 6 uur hulp per week nodig heeft, heeft het college volgens eiseres erkend door eerder in 2015 (onder de Wmo 2015) wel 6 uur ondersteuning toe te kennen. De situatie van eiseres is daarna alleen maar verslechterd. Eiseres stelt verder dat het college heeft nagelaten te onderzoeken of de standaardmodule in voldoende mate tegemoet komt aan de behoefte aan ondersteuning. Het college heeft slechts verwezen naar het normenkader en de zorgverlener, terwijl het de taak van het college is om vast te stellen wat het recht inhoudt. Het college heeft volgens eiseres verder niet inzichtelijk gemaakt dat de verlaagde normtijden op objectieve criteria berusten. Tenslotte stelt eiseres dat het college ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend, nu het bezwaar gegrond is verklaard en het verlenen van rechtsbijstand tot de beroepsmatige taken van haar gemachtigde, [naam] , behoorde. Zij stelt dat in elk geval de verletkosten en reiskosten van haar gemachtigde vergoed moeten worden. Tenslotte verzoekt eiseres om vergoeding van de door haar geleden schade, zowel materieel als immaterieel.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden aan eiseres over de periode van 18 december 2020 tot en met 17 december 2025 4 uur hulp bij het huishouden op grond van de Wmo 2015 heeft toegekend.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Overwegingen.
5.1.
Niet in geschil is dat eiseres recht heeft op de maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning. Het gaat hier om de vraag of het toegekende aantal uren (2 keer 2 uur per week) voldoende is om te voldoen aan het resultaat “schoon en leefbaar huis”.
De rechtbank wijst erop dat zorg in natura niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Het procesbelang van eiseres ligt in toekomstige aanspraken.
5.2.
Het college heeft juist vastgesteld dat geen sprake is van een herziening van een eerder besluit in de vorm van een verlaging, maar van een nieuwe toekenning na afloop van de eerdere looptijd. Er is opnieuw ondersteuning toegekend op basis van de thans geldende normen en inzichten. De eerdere indicatie van 6 uur per week is toegekend op basis van de oude Wmo en bij de laatste beoordeling in 2015 is al aangegeven dat deze lager zou moeten zijn maar is besloten (uit coulance) 6 uur per week voort te zetten. Het college stelt terecht dat het feit dat eerder meer uren zijn toegekend in principe niet relevant is. Ook het feit dat eerder uit coulance onder de Wmo 2015 de oude indicatie van 6 uur per week is voortgezet, is niet relevant. Wel moet het college de nieuwe indicatie goed onderbouwen.
Het feit dat de medische situatie van eiseres is verslechterd maakt op zich niet dat een hogere indicatie nodig is omdat de huishoudelijke taken al volledig werden overgenomen.
5.3.
De rechtbank stelt vast, en ook eiseres gaat ervan uit, dat het college bij het indiceren van de toegekende maatwerkvoorziening gebruik heeft gemaakt van het HHM-normenkader. Dat kader is een vervolg op een normenkader dat in 2016 is opgesteld door KPMG plexus en HHM (hierna: KPMG-rapport). De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in de uitspraak van 10 december 2018, ECLI:CRVB:2018:3835 geoordeeld dat het normenkader uit het KPMG-rapport voor het resultaatgebied “schoon en leefbaar huis” als zijnde een standaardmodule voldoende objectief en deugdelijk is.
De rechtbank is van oordeel, onder verwijzing naar de uitspraak van de meervoudige Centrale Raad van Beroep van 13 december 2023, ECLI:CRVB:2023:2470 dat het college mag uitgaan van het HHM-normenkader bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp voor zover dat kader ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis. Wel moet het college bekijken of in de persoonlijke omstandigheden van eiseres en haar echtgenoot aanleiding bestaat om van de standaardnormen af te wijken.
Het college stelt zich op het standpunt dat zij maatwerk heeft geleverd doordat, uitgaande van het normenkader dat een standaardmodule is, de indicatie kan worden verlaagd of verhoogd op basis van concrete feiten en omstandigheden. Het college heeft daaraan voldaan door 60 minuten extra toe te kennen vanwege de longproblemen van de echtgenoot.
Ter zitting heeft het college nader toegelicht dat eiseres inmiddels, naast de 4 uur huishoudelijke ondersteuning op basis van het HHM-normenkader, ook een indicatie heeft voor de algemene voorziening was- en strijkservice. Deze bedraagt 63 minuten per week.
Het college stelt dat ten tijde van de toekenning 4 uur huishoudelijke ondersteuning per week voor eiseres voldoende was en dat dit op dit moment zeker voldoende is omdat eiseres inmiddels, naast de 4 uur, gebruik maakt van de aparte was- en strijkservice. Eiseres heeft dus volgens het college 30 minuten extra ondersteuning en wordt zeker niet tekort gedaan.
De rechtbank stelt vast dat in het bestreden besluit geen onderbouwing is gegeven hoe aan het HHM-normenkader is getoetst en hoe de indicatie van 4 uur per week precies is opgebouwd. Duidelijk is dat aan eiseres de basistijd voor een schoon en leefbaar huis van 125 minuten per week is toegekend en daarnaast 60 minuten extra vanwege haar persoonlijke omstandigheden. Voor de wasverzorging is 30 minuten per week geïndiceerd, hetgeen, zoals ook door het college ter zitting erkend, onvoldoende is voor een tweepersoons huishouden.
Hieruit maakt de rechtbank op dat de destijds toegekende indicatie van 4 uur per week niet voldoende was gelet op het feit dat voor de wasverzorging te weinig tijd was geïndiceerd. De rechtbank is, vanwege het ontbreken van een onderbouwing, bovendien niet in staat om de indicatie aan het HHM-normenkader of anderszins te toetsen. Dat klemt des te meer omdat uit de hiervoor genoemde uitspraak van de Centrale Raad van Beroep voortvloeit dat het HHM-normenkader als uitgangspunt kan dienen bij het vaststellen van de omvang van de maatwerkvoorziening huishoudelijke hulp voor zover dat kader ziet op het resultaat schoon en leefbaar huis. Bij de vaststelling van de omvang van het resultaat wasverzorging kan het HHM Normenkader 2019 echter niet als uitgangspunt worden gebruikt. Het college moest daarom onderzoeken en onderbouwen hoe veel tijd in de situatie van eiseres nodig is voor de wasverzorging. Of de huidige indicatie voldoende is, is evenmin onderbouwd en evenmin voor de rechtbank te toetsen. Verder heeft het college niet gemotiveerd op welke wijze met de persoonlijke omstandigheden van eiseres rekening is gehouden.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) lijdt aan een motiveringsgebrek. Het beroep is om die reden gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking.
5.4.
De rechtbank zal beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen besluit in stand kunnen blijven.
De periode van 18 december 2020 tot 11 juli 2023 ligt in het verleden en omdat zorg in natura is geïndiceerd heeft het geen zin meer om het college op te dragen over die periode een nieuw besluit te nemen. De gevraagde uren kunnen immers niet meer worden verleend. De rechtsgevolgen kunnen daarom in stand blijven.
Na heropening van het onderzoek heeft het college op 24 juli 2023 de benodigde onderbouwing van de toegekende indicatie gegeven. Het college heeft toegelicht dat de aan eiseres toegekende indicatie op grond van het HHM-normenkader als volgt is opgebouwd:
125 minuten basismodule, 60 minuten wegens persoonlijke omstandigheden, 15 minuten wegens omstandigheden van de woning, 20 minuten extra voor de ongebruikte bovenverdieping. Dat is 220 minuten totaal. Er is dan nog eens 20 minuten extra geïndiceerd gelet op de bijzondere woonsituatie en om elke week een tweede schoonmaakmoment te plannen voor het tussentijds extra stof afnemen. Totaal is dat 240 minuten per week.
De rechtbank is van oordeel dat eiseres per 11 juli 2023 met de indicatie van 240 minuten hulp per week niet te kort is gedaan. Daarbij heeft het college immers extra uren toegekend wegens persoonlijke omstandigheden en de omstandigheden van de woning. Gelet op het feit dat eiseres daarnaast gebruik maakt van de aparte was- en strijkservice is dat in overeenstemming met het HHM-normenkader. Het college heeft de indicatie daarmee ook voldoende gemotiveerd. Dit betekent dat de rechtsgevolgen voor zover het betreft de opgehoogde indicatie voor huishoudelijke hulp per 11 juli 2023 eveneens in stand kunnen blijven.
6.
Schadevergoeding
Eiseres verzoekt om schadevergoeding op grond van artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De bestuursrechter is bevoegd op verzoek van een belanghebbende een bestuursorgaan te veroordelen tot vergoeding van schade die de belanghebbende lijdt of zal lijden als gevolg van, onder meer, een onrechtmatig besluit, een andere onrechtmatige handeling ter voorbereiding van een onrechtmatig besluit of het niet tijdig nemen van een besluit.
Voor vergoeding van schade is vereist dat de gestelde schade verband houdt met het onrechtmatige besluit. Daarvan is hier sprake omdat de toegekende uren in de periode van 18 december 2020 tot 11 juli 2023 op het gebied van de wasverzorging onvoldoende waren. De schade als gevolg van het onrechtmatig besluit komt voor vergoeding in aanmerking. Nu het feitelijk niet mogelijk is om hulp bij het huishouden met terugwerkende kracht in natura te verstrekken en eiseres niet gesteld heeft en ook niet is gebleken dat zij op eigen kosten extra hulp bij het huishouden heeft ingekocht, bestaat geen aanleiding voor het toekennen van materiële schadevergoeding.
Het voorstel van eiseres om de misgelopen uren (166 uur en 55 minuten) alsnog vergoed te krijgen door ze in de toekomst als aanvullende ondersteuning op haar indicatie te ontvangen, kan niet worden gevolgd.
7.
Immateriële schadevergoeding
Eiseres heeft, gelet op de duur van de procedure, verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). De rechtbank zal dit verzoek toewijzen.
In procedures als deze mag de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep bij de rechtbank ten hoogste anderhalf jaar duren. Doorgaans zal geen sprake zijn van een overschrijding van de redelijke termijn, indien de fase van bezwaar en beroep gezamenlijk niet langer dan twee jaar heeft geduurd (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRVB) van 1 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:436). Er kunnen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan een andere termijn dan twee jaar geldt. In beginsel is een vergoeding gepast van € 500,- per half jaar of een gedeelte daarvan waarmee de redelijke termijn is overschreden.
In dit geval start de termijn op 15 januari 2021, te weten het moment waarop het college het bezwaarschrift heeft ontvangen. Vanaf dat moment tot de datum van deze uitspraak op 15 februari 2024 heeft de procedure drie jaar en één maand geduurd. In de zaak zelf noch in de opstelling van eiseres zijn aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat in dit geval de totale lengte van de procedure meer dan twee jaar zou mogen duren. De redelijke termijn is overschreden met een jaar en twee maanden. Beoordeeld moet worden aan wie de overschrijding van de redelijke termijn moet worden toegerekend. De termijnoverschrijding moet in dit geval naar het oordeel van de rechtbank zowel aan het college als aan de rechtbank worden toegerekend. Het college heeft het bestreden besluit op 1 december 2022 verzonden, en heeft daarmee de besluitvorming op bezwaar in een termijn van elf maanden afgerond, terwijl deze termijn hoogstens zes maanden mocht zijn. De rechtbank heeft het beroep in een termijn van twee jaar en twee maanden afgerond, terwijl deze termijn hoogstens anderhalf jaar mag zijn. Het college zal daarom worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van € 500,-. De Staat zal worden veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding ter hoogte van € 1.000,-.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden.
Omdat het beroep gegrond is moet het college de proceskostenvergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen. Verder heeft hij een nadere reactie ingediend na heropening van het onderzoek. Dit is in totaal 2,5 punten. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 875,00.
Eiseres heeft ook gevraagd om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarprocedure. De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank is met het college van oordeel dat [naam] van [b.v.] geen professionele gemachtigde is in de zin van artikel 1, aanhef en onder a van het Bpb omdat het verlenen van juridische rechtsbijstand niet tot haar taakomschrijving behoort. Voor het vergoeden van haar reis- en verblijfkosten ziet de rechtbank geen aanleiding omdat hier in de bezwaarfase niet om is verzocht.
Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.187,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,00 aan eiseres vergoed;
- bepaalt dat het college aan eiseres de proceskosten van € 2.187,50 vergoed;
- veroordeelt het college tot het betalen van immateriële schade van € 500,-.
- veroordeelt de Staat tot het betalen van immateriële schade van € 1.000,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 15 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet maatschappelijke ondersteuning
Op grond van artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2023
Artikel 9, derde lid.
Onder een schoon en leefbaar huis wordt verstaan: het schoonhouden van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, en doorgangsruimten daartussen volgens een algemeen aanvaardbaar niveau, het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en huishoudtextiel.