Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het verzoekschrift tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor ex artikel 186 Rv, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2023;
- de mondelinge behandeling d.d. 15 februari 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 februari 2024 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor. Verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.J. Douwes, heeft het verzoek ingediend om getuigen te horen in verband met vermeende oude jachtrechten die hij zou hebben op grond van het Huishoudelijk reglement van de Wildbeheereenheid "Schouwen". Verzoeker stelt dat de WBE onrechtmatig heeft gehandeld door zijn jachtrechten te frustreren, toen deze jachtgronden in 2020 opnieuw werden verhuurd. De WBE heeft echter verweer gevoerd en betoogd dat verzoeker geen lid was van de vereniging, maar slechts donateur, en dat hij daarom geen aanspraak kan maken op de oude jachtrechten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 15 februari 2024 zijn beide partijen gehoord. De rechtbank heeft overwogen dat op grond van artikel 186 Rv een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen, maar dat dit alleen kan als er voldoende belang is bij het verzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker niet voldoet aan de voorwaarden om als rechthebbende op de oude jachtrechten te worden beschouwd, aangezien hij nooit lid is geweest van de WBE. Hierdoor ontbeert hij het belang bij het verzoek om getuigen te horen.
De rechtbank heeft het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor afgewezen en verzoeker in de proceskosten veroordeeld, die aan de zijde van de WBE tot op heden op nihil zijn begroot. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.