ECLI:NL:RBZWB:2024:1034

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
21 februari 2024
Zaaknummer
02/065290-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging met vrijspraak voor poging tot doodslag en zware mishandeling

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1971, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2024 uitspraak gedaan. De zaak betreft een geweldsincident dat plaatsvond op 15 oktober 2022 in Terneuzen, waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van (mede)plegen van poging tot doodslag en zware mishandeling, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel schuldig was aan openlijke geweldpleging in vereniging, omdat hij meermalen geweld had gepleegd tegen het slachtoffer terwijl deze op de grond lag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de zwaardere aanklachten, omdat er geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachten. De rechtbank legde een taakstraf van 50 uur op, met een vervangende hechtenis van 25 dagen, en hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk als vrachtwagenchauffeur en zijn spijt over het geweld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/065290-23
vonnis van de meervoudige kamer van 21 februari 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] ,
raadsman mr. S.J. Nijssen, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 februari 2024, waarbij de officier van justitie mr. M. van Leeuwen en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel hem zwaar lichamelijk letsel toe te brengen dan wel openlijk en in vereniging geweld tegen [slachtoffer] heeft gepleegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Hij verzoekt verdachte van het primair ten laste gelegde (mede)plegen van poging tot doodslag en van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (mede)plegen van poging tot zware mishandeling vrij te spreken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair ten laste gelegde (mede)plegen van poging tot doodslag en van het impliciet subsidiair ten laste gelegde (mede)plegen van poging tot zware mishandeling en verzoekt verdachte hiervan vrij te spreken. Wel kan de rechtbank tot een bewezenverklaring komen van de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Op basis van de bewijsmiddelen en de overige stukken in het dossier stelt de rechtbank vast dat er op 15 oktober 2022 in het centrum van Terneuzen aan de Nieuwstraat een geweldsincident heeft plaatsgevonden, waarbij verdachte en medeverdachten
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] betrokken zijn geweest. [slachtoffer] is hierbij meerdere keren met kracht tegen zijn hoofd gestompt en meerdere keren met geschoeide voet en met kracht tegen zijn lichaam geschopt en op zijn hoofd gestampt, terwijl hij op de grond lag. De aanleiding van deze vechtpartij was een incident dat kort daarvoor had plaatsgevonden tussen een neef van verdachte en [slachtoffer] .
Het primair en impliciet subsidiair tenlastegelegde: (mede)plegen van poging tot doodslag en (mede)plegen van poging tot zware mishandeling
De rechtbank stelt op basis van het proces-verbaal van de politie en het forensisch-medisch onderzoek van het NFI, waarin de camerabeelden van het incident zijn beschreven, vast dat verdachte in ieder geval twee keer een schoppende beweging heeft gemaakt in de richting van [slachtoffer] terwijl die op de grond ligt.
Op basis van de beschrijving van de camerabeelden door de politie, de zich in het dossier bevindende ‘stills’ in combinatie met de bevindingen van het NFI, waaruit volgt dat een door verdachte gegeven schop tegen de voorzijde van het lichaam/hoofd van [slachtoffer] een onzekere impactplaats heeft, is naar het oordeel van de rechtbank niet met voldoende zekerheid vast te stellen waar verdachte [slachtoffer] precies heeft geraakt, dat hij [slachtoffer] op zijn hoofd heeft geraakt en met hoeveel kracht hij [slachtoffer] heeft geraakt.
Gelet op het voorgaande kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een aanmerkelijke kans dat [slachtoffer] door de geweldshandelingen van verdachte zou komen te overlijden of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen.
Evenmin kan de rechtbank vaststellen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van een poging tot doodslag dan wel een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank stelt daarbij voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard, als is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.
Uit het dossier blijkt dat alleen [medeverdachte 1] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een poging tot doodslag op het moment dat hij [slachtoffer] met kracht op zijn hoofd stampte, nadat hij van hem was weggelopen en weer was teruggelopen. Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat er op die momenten sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte, [medeverdachte 1] en anderen, gericht op de dood van [slachtoffer] , zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van medeplegen van poging tot doodslag.
Verder blijkt uit het dossier dat alleen [medeverdachte 2] zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een poging tot zware mishandeling door tegen het lichaam van [slachtoffer] te schoppen en te stompen. Op basis van het dossier is niet vast te stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van medeplegen van poging tot zware mishandeling.
Het subsidiair ten laste gelegde: openlijke geweldpleging
Voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging in vereniging is onder andere vereist dat de verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte in ieder geval twee keer op de openbare weg in de richting van [slachtoffer] heeft geschopt, terwijl hij op de grond lag. Daarnaast is ook door medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] geweld gepleegd tegen [slachtoffer] . De rechtbank is van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld dat tegen [slachtoffer] werd gebruikt. Bij openlijke geweldpleging in vereniging maakt het in beginsel niet uit wie welk geweld heeft gebruikt, zodat het geweld gepleegd door de medeverdachten ook voor rekening van verdachte komt.
Conclusie
Gelet hierop acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging in vereniging wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair:
op 15 oktober 2022 te Terneuzen
openlijk, te weten, in de Nieuwstraat,
in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten
[slachtoffer] , door die [slachtoffer] meermalen met kracht tegen het hoofd en het lichaam te slaan en stompen
en meermalen met kracht met geschoeide voet tegen het
lichaam te schoppen en trappen en
meermalen met kracht met geschoeide voet op het hoofd te
stampen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 240 uren, te vervangen door 120 dagen hechtenis en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in de strafmaat rekening te houden met de volgende omstandigheden. Toen verdachte vernam dat hij door de politie werd gezocht, heeft hij meteen contact opgenomen met de politie. Hij heeft in zijn verklaring bij de politie spijt betuigd ten aanzien van het geweld dat heeft plaatsgevonden. In het kader van de persoonlijke omstandigheden is aangevoerd dat verdachte werkzaam is als internationaal vrachtwagenchauffeur en sinds 2017 een vrachtwagenrijbewijs heeft, maar nog niet zo lang voor zijn huidige werkgever werkt. Verdachte en zijn partner werken hard, zodat alles later goed is geregeld voor hun kinderen en kleinkinderen.
Verder is volgens de verdediging van belang dat het geweldsincident veel indruk op verdachte heeft gemaakt en hij sindsdien niet meer uitgaat, maar in zijn vrije tijd veel thuis is. Tot slot acht zij van belang dat verdachte ‘first offender’ is ten aanzien van het feit. Hij ziet zelf ook in dat het geweld niet had mogen plaatsvinden.
Gelet op het voorgaande en gelet op de straf die [medeverdachte 4] - die een vergelijkbare rol in het geweldsincident had - heeft opgelegd gekregen, verzoekt de verdediging aan verdachte dezelfde straf op te leggen, te weten een werkstraf voor de duur van 50 uren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] . Hij heeft [slachtoffer] ’s nachts op straat, terwijl hij door geweldshandelingen van anderen op de grond lag, geschopt.
Verdachte heeft door op deze manier te handelen op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] niet ernstiger gewond is geraakt, is niet aan verdachte te danken geweest. Het is daarnaast een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog gedurende langere tijd angstig en onveilig kunnen voelen en/of psychische gevolgen van het gepleegde geweld kunnen ondervinden. Bovendien heeft het geweldsincident zich in het openbaar, namelijk buiten op straat in een druk uitgaansgebied, afgespeeld, waardoor ook omstanders daarmee zijn geconfronteerd. Ook voor hen kan dit een nare en beangstigende gebeurtenis zijn geweest.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft rekening gehouden met het strafblad van verdachte van 28 december 2023, waaruit blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Verder houdt de rechtbank rekening met het rapport van de reclassering van 24 januari 2024, waarin deze heeft geadviseerd om bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Het risico op recidive, op letsel en op onttrekking aan voorwaarden wordt als laag ingeschat.
Straf
Gelet op het voorgaande en gelet op de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd en dan met name de straf die aan [medeverdachte 4] is opgelegd, die een min of meer vergelijkbare rol in het geweldsincident heeft gehad, is de rechtbank van oordeel dat passend en geboden is om aan verdachte een taakstraf voor de duur van 50 uur subsidiair 25 dagen hechtenis op te leggen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
subsidiair: openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 (vijftig) uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
25 (vijfentwintig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. de Boer, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. J. Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 februari 2024.
Mr De Boer en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.