ECLI:NL:RBZWB:2024:1017
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen wijziging van AOW-uitkering
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de wijziging van zijn AOW-uitkering door de Sociale Verzekeringsbank (Svb). Eiser, die een AOW-pensioen ontvangt, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Svb om zijn uitkering te wijzigen naar de norm voor een gehuwde/samenwonende, omdat hij een gezamenlijke huishouding zou voeren met zijn partner en haar meerderjarige zoon. Eiser betwist deze kwalificatie en stelt dat hij recht heeft op de norm voor een ongehuwde/alleenstaande, omdat hij alleen een gezamenlijke huishouding voert met zijn partner.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 16 januari 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde, evenals de gemachtigde van de Svb, aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat de Svb op goede gronden heeft gehandeld door de wijziging van de AOW-uitkering. Eiser heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere besluiten van de Svb zouden ondermijnen. De rechtbank oordeelt dat de Svb terecht heeft vastgesteld dat eiser een meerpersoonshuishouden vormt met zijn partner en haar zoon, en dat er geen ongerechtvaardigd onderscheid wordt gemaakt tussen gehuwden en ongehuwden in de AOW-regeling.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat hij geen recht heeft op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus op 14 februari 2024 en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.