Op 9 januari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een beroep tegen een aanslag erfbelasting. De belanghebbende, woonachtig in Spanje, had bezwaar gemaakt tegen de aanslag die door de inspecteur van de Belastingdienst was opgelegd. De inspecteur had de belaste verkrijging vastgesteld op € 85.646, maar de belanghebbende betwistte de waarde van de vordering die zijn overleden vader op hem had. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de lening van belanghebbende aan zijn ouders en de daaropvolgende erfbelasting beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat de vordering van de vader op de belanghebbende ten tijde van het overlijden nog bestond en dat deze correct was gewaardeerd op € 100.383. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur de waarde van de nalatenschap juist had vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond was. Hierdoor werd de aanslag erfbelasting niet verminderd en kreeg de belanghebbende geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.