Op 1 december 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L. Armino. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. Burgers, de rechter die belast was met de behandeling van de zaken met nummers BRE 22/3364 t/m 3367. De verzoeker stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond, omdat de rechter het verzoek tot aanhouding van de gemachtigde zonder nadere motivering had afgewezen. Dit zou de verzoeker in zijn verdediging hebben benadeeld, aangezien de nieuwe gemachtigde zich het dossier snel moest eigen maken en bovendien op de geplande zittingsdatum op vakantie was.
De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procesbeslissing was, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De verzoeker had bovendien niet gereageerd op de vooraankondiging van de zitting, waardoor het tijdstip van behandeling vaststond.
Uiteindelijk oordeelde de wrakingskamer dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De behandeling van de zaken met nummers BRE 22/3364 t/m 3367 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.