ECLI:NL:RBZWB:2023:9568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
C/02/416549/ HA RK 23-249 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 1 december 2023 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen over een wrakingsverzoek van een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. L. Armino. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. Burgers, de rechter die belast was met de behandeling van de zaken met nummers BRE 22/3364 t/m 3367. De verzoeker stelde dat er een schijn van partijdigheid bestond, omdat de rechter het verzoek tot aanhouding van de gemachtigde zonder nadere motivering had afgewezen. Dit zou de verzoeker in zijn verdediging hebben benadeeld, aangezien de nieuwe gemachtigde zich het dossier snel moest eigen maken en bovendien op de geplande zittingsdatum op vakantie was.

De wrakingskamer heeft de gronden van het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer benadrukte dat rechters op grond van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, en dat alleen in uitzonderlijke gevallen kan worden aangenomen dat er sprake is van vooringenomenheid. De wrakingskamer concludeerde dat de beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen een procesbeslissing was, waarover de wrakingskamer geen oordeel kan vellen. De verzoeker had bovendien niet gereageerd op de vooraankondiging van de zitting, waardoor het tijdstip van behandeling vaststond.

Uiteindelijk oordeelde de wrakingskamer dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling. De beslissing werd op dezelfde dag openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De behandeling van de zaken met nummers BRE 22/3364 t/m 3367 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/416549/HA RK 23-249
beslissing van 1 december 2023 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker],
verder te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. L. Armino, werkzaam te Sittard

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in de procesdossiers met nummer BRE 22/3364 t/m 3367;
  • het wrakingsverzoek ontvangen per e-mailbericht op 30 november 2023.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Burgers, hierna te noemen de rechter, belast met de behandeling van de zaken met nummer BRE 22/3364 t/m 3367.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
Door verzoeker is, kort weergegeven, aangevoerd dat een schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter bestaat door het navolgende.
3.2.
De rechter ontneemt verzoeker de mogelijkheid om zich ter zitting door zijn gemachtigde te laten vertegenwoordigen doordat het verzoek tot aanhouding (van de gemachtigde) van 21 november 2023, door de rechtbank ontvangen op 23 november 2023, zonder nadere motivering is afgewezen op 24 november 2023. In dit verzoek heeft de gemachtigde toegelicht dat hij de zaak overneemt van zijn kantoorgenoot die niet meer beschikbaar is vanwege een functie elders. Dit zorgt ervoor dat gemachtigde zich het dossier binnen korte tijd eigen moet maken, wat het moeilijk maakt om de zitting deugdelijk voor te bereiden. Bovendien is de zitting gepland op een datum dat gemachtigde op vakantie is met zijn familie. Ook zijn er op voorhand geen verhinderdata opgevraagd bij de gemachtigde, terwijl hem bekend is dat de zittingsdag wel wordt afgestemd met de Inspecteur van de belastingdienst.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 8:15 Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
4.4.
De wrakingskamer van oordeel dat de beslissing van de rechter om het door verzoeker gedane aanhoudingsverzoek af te wijzen, moet worden aangemerkt als een procesbeslissing. Volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2018:1413) komt de wrakingskamer geen oordeel toe over de juistheid van zo’n procesbeslissing. Ook over de motivering van een procesbeslissing mag de wrakingskamer geen oordeel geven, zelfs niet als het gaat om een door verzoeker onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of het ontbreken van een motivering. Reden hiervoor is dat tegen een uitspraak van de rechtbank doorgaans een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) kan worden ingesteld waarbij dit aan de orde kan komen. Alleen als de procesbeslissing in het licht van de omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid, kan dat tot een ander oordeel leiden. Dat daarvan in deze zaak sprake zou zijn, is niet onderbouwd en hiervan is naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet gebleken.
Ten overvloede wijst de wrakingskamer erop dat verzoeker niet heeft gereageerd op de vooraankondiging van de zitting die op 3 november 2023 is verzonden. Daarmee stond het behandeltijdstip in beginsel vast. Dit is ook expliciet in de vooraankondiging vermeld. Dat gemachtigde van verzoeker pas kort voor de bij verzoeker bekende zittingsdatum de zaak van de oorspronkelijk gemachtigde heeft overgenomen en dat deze al aangekondigde zittingsdatum niet past in de agenda van de nieuwe gemachtigde, komt naar het oordeel van de wrakingskamer voor rekening en risico van de nieuwe gemachtigde.
4.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek kennelijk ongegrond moet worden verklaard.
4.6.
Omdat sprake is van een kennelijk ongegrond wrakingsverzoek laat de wrakingskamer een mondelinge behandeling van het verzoek achterwege.

5.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking kennelijk ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaken met nummer BRE 22/3364 t/m 3367 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 1 december 2023 door mr. Peters, mr. Kok en mr. Van Alphen en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.