Uitspraak
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- kosten van de dagvaarding € 250,06
- griffierecht € 214,00
- salaris gemachtigde € 792,00 (3,00 punten × € 264,00)
- nakosten
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, betreft het een burengeschil tussen twee eigenaren van vakantiewoningen in een vakantiepark in [plaats 3]. De eiser, eigenaar van een perceel met vakantiewoning, vordert de verwijdering van een hek dat door de gedaagden, de buren, op zijn grond zou staan. De eiser heeft in juni 2019 en opnieuw in juni 2021 de gedaagden erop gewezen dat het hek op zijn grond staat. Na een grensreconstructie door het Kadaster in december 2021, waarbij de gedaagden niet aanwezig waren, heeft de eiser de gedaagden verzocht het hek te verplaatsen. De gedaagden hebben dit verzoek afgewezen, wat heeft geleid tot de huidige procedure.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat het hek niet geheel op het perceel van de gedaagden staat en dat de eiser recht heeft op een ondoorzichtige scheidsmuur op de kadastrale grens. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagden het hek op eigen kosten moeten verwijderen voor zover het op de grond van de eiser staat. Tevens is de kantonrechter van oordeel dat de gedaagden moeten meewerken aan de plaatsing van een gezamenlijke schutting, waarbij de kosten door beide partijen gedeeld moeten worden. De gedaagden zijn in het ongelijk gesteld en moeten de proceskosten van de eiser vergoeden.
De rechter heeft de vorderingen van de eiser toegewezen, met inbegrip van een dwangsom voor het niet naleven van de veroordelingen. De uitspraak is gedaan op 27 december 2023.