In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiseres heeft ingesteld omdat verweerder, de Belastingdienst/Toeslagen, volgens haar niet op tijd heeft beslist op haar verzoek van 6 april 2021 om herbeoordeling van haar situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiseres op 14 september 2023 verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen. De rechtbank legt verweerder een termijn van zeven weken op voor het doen van een vooraankondiging, waarbij eiseres de mogelijkheid heeft om een zienswijze in te dienen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom betalen die kan oplopen tot maximaal € 15.000,-. De rechtbank stelt de hoogte van de dwangsom vast op € 1.442,-, aangezien de ingebrekestelling op 20 september 2023 is ontvangen en sindsdien meer dan 42 dagen zijn verstreken. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor haar proceskosten van € 418,50 en het griffierecht van € 50,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande op 14 december 2023.