ECLI:NL:RBZWB:2023:9264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/02/416033 / FA RK 23-5378
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. De Graaf
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling minderjarigen onder toezicht van gecertificeerde instelling wegens zorgen over drugsgebruik moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling tussen de moeder en haar drie minderjarige kinderen, die onder toezicht staan van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over het drugsgebruik van de moeder, die op 26 oktober 2023 positief testte op cocaïne. De minderjarigen verblijven sinds september 2022 in een gezinshuis en hebben te maken gehad met veel wisselingen van woonplaats. De rechtbank heeft de GI bevoegd verklaard om het verzoek tot wijziging van de omgangsregeling in te dienen, gezien de acute onveiligheid voor de minderjarigen door het drugsgebruik van de moeder.

De rechtbank heeft besloten dat er een begeleide omgangsregeling moet komen, waarbij de omgang tussen de moeder en de minderjarigen plaatsvindt onder regie van de GI. De omgangsfrequentie wordt vastgesteld op één keer in de twee weken, met een duur van 2 tot 3 uur. Na zes omgangsmomenten zal de GI evalueren hoe de omgangsregeling verloopt. De rechtbank heeft benadrukt dat de moeder moet meewerken aan de hulpverlening en dat er binnen negen maanden moet worden toegewerkt naar een herleving van de oude weekendregeling. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze onmiddellijk moet worden nageleefd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De rechtbank heeft de moeder aangespoord om samen te werken met de GI en Novadic Kentron, zodat zij kan aantonen dat er geen sprake meer is van drugsgebruik en het vertrouwen van de GI kan herwinnen. De rechtbank heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder digitaal aanwezig was vanwege ziekte. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de rechtbank geadviseerd om de omgang voorlopig onder regie van de GI te laten plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/416033 / FA RK 23-5378
Datum uitspraak: 29 december 2023
Beschikking over een omgangsregeling
in de zaak van
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & JEUGDRECLASSERING,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Eindhoven,
betreffende
[minderjarige 1], hierna te noemen: [minderjarige 1] ,
geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2], hierna te noemen: [minderjarige 2] ,
geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 3], hierna te noemen: [minderjarige 3] ,
geboren op [geboortedag 3] 2012 te [geboorteplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 9 november 2022, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum;
- het e-mailbericht van de GI van 29 november 2023, betreffende het verzoek tot verplaatsen van de mondelinge behandeling.
1.2
Op 18 december 2023 heeft de rechtbank de zaak tijdens de mondelinge
behandeling met gesloten deuren behandeld. Bij die gelegenheid zijn verschenen:
- de moeder;
- een vertegenwoordigster van de GI;
- een medewerkster namens de Raad.
1.3
Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat de moeder in verband met ziekte digitaal, via MS-Teams, bij de mondelinge behandeling aanwezig was.

2.De feiten

2.1
Bij beschikking van 15 augustus 2023, hersteld op 8 september 2023, heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank het ouderlijk gezag van de ouders over de minderjarigen beëindigd. Bij de genoemde beschikking is de GI benoemd tot voogdes over de minderjarigen.
2.2
Bij de hiervoor genoemde beschikking is voorts een regeling inzake de uitoefening van het recht op omgang vastgesteld waarin is bepaald dat er tussen de moeder en de minderjarigen omgang zal zijn eens in de twee weken van vrijdag uit school tot zondagavond 19:00/19:30 uur bij de moeder, waarbij de moeder de minderjarigen haalt en brengt van en naar het gezinshuis.
2.3
Bij beschikking van deze rechtbank van 26 oktober 2023 is de bij beschikking van 15 augustus 2023, hersteld op 8 september 2023, vastgestelde omgangsregeling ten aanzien van de moeder voor de duur van twee weken geschorst, te weten met ingang van 26 oktober 2023 en tot 9 november 2023. Het resterende deel van het verzoek is aangehouden. Vervolgens, bij beschikking van 7 november 2023, is die schorsing verlengd tot 26 november 2023.
2.4
De minderjarigen verblijven sinds september 2022 in [gezinshuis] te [plaats] .

3.Het verzoek

De GI verzoekt, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, analoog aan artikel 1:377e BW de omgangsregeling tussen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en de moeder te wijzigen in die zin dat
  • er een begeleide omgangsregeling is tussen hen met een frequentie van één keer in de twee weken, voor de duur van 2 tot 3 uur en de GI na zes omgangsmomenten evalueert hoe de omgangsregeling verloopt om te bezien of deze nog in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is;
  • de GI regie te geven om de omgangsregeling aan te passen, indien de GI dit in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] acht.

4.De standpunten

4.1
Ter onderbouwing van het verzoek voert de GI, samengevat, het volgende aan. De minderjarigen hebben veel wisselingen van woonplaats meegemaakt, zij wonen nu sinds september 2022 samen in een gezinshuis. De moeder is op 26 oktober 2023 positief getest op cocaïne. Naar aanleiding daarvan heeft de GI een (spoed)verzoek ingediend om de omgangsregeling met de moeder te schorsen. Dit verzoek is verleend. Tegenover de GI blijft de moeder drugsgebruik ontkennen, ondanks de positieve test. Zij zegt ook geen hulpverlening nodig te hebben. De minderjarigen zijn kwetsbaar en er is geen zicht op de omgangsmomenten met de moeder. Gelet hierop, in combinatie met het drugsgebruik van de moeder, kan de veiligheid van de minderjarigen niet worden gewaarborgd. Bovendien bestaat er ook de zorg dat anderen ook drugs gebruiken in de woning van de moeder. Hoewel de minderjarigen altijd vol enthousiasme naar de moeder gaan voor een weekend, viel op dat zij nadien nooit konden vertellen wat zij dat weekend hadden gedaan. Zij zijn hier gesloten over. Als er een omgangsmoment met de moeder niet doorgaat, laten de minderjarigen heftig gedrag zien. Zo doet [minderjarige 2] zichzelf pijn, is [minderjarige 3] ontroostbaar en gaat in bed liggen en trekt [minderjarige 1] zichzelf terug op zijn kamer. Volgens de GI zitten de minderjarigen in een loyaliteitsconflict en zullen zij niets vertellen over wat er zich bij de moeder heeft afgespeeld. Omdat de moeder drugsgebruik blijft ontkennen, is het niet mogelijk om een veiligheidsplan op te stellen. Een en ander maakt dat de veiligheid van de minderjarigen bij de moeder niet gewaarborgd kan worden. Intussen is de hulpverlening voor [minderjarige 2] en [minderjarige 3] opgestart. De hulpverlening voor [minderjarige 1] volgt snel. Er moet bezien worden wat de omgang met de moeder de minderjarigen doet.
De GI acht een wijziging van de omgangsregeling gelet op de omstandigheden op zijn plek. De frequentie van een keer per twee weken moet gehandhaafd blijven, maar de duur van de omgangsmomenten moeten worden aangepast naar 2 à 3 uur. Na zes begeleide omgangsmomenten wil de GI de omgang evalueren. In eerste instantie zal de jeugdzorgwerker bij de omgangsmomenten aanwezig zijn. De GI is ook bezig met ondersteuning vanuit [jeugdzorg] , omdat de minderjarigen niet door de jeugdzorgwerker begeleid willen worden. [jeugdzorg] is hiervoor, na afronding van de financiën, beschikbaar. In de tussentijd blijft de jeugdzorgwerker begeleiding bieden en hebben de minderjarigen en de moeder vrijwel dagelijks telefonisch contact. Dit gaat goed, al blijft de moeder de minderjarigen belasten met volwassenzaken. De GI heeft de moeder dringend geadviseerd zich te laten behandelen door Novadic Kentron, echter dit komt er niet van nu de moeder blijft ontkennen drugs te gebruiken.
4.2
De moeder brengt, samengevat, het volgende naar voren. Het gaat goed met de moeder. Zij heeft goede vrienden om zich heen. Daarnaast kan zij per februari 2024 bij een psycholoog terecht. Volgens de moeder is zij niet verslaafd. Er was weliswaar een positieve test, maar ook een negatieve en een met een heel licht streepje op ketamine. Toch zegt de moeder toe met Novadic Kentron te zullen bellen voor betrouwbare drugstesten. De moeder kijkt er naar uit om de minderjarigen weer te zien. Zij snapt echter ook de zorgen van de GI. Het is nu een kwestie van wachten op [jeugdzorg] . De door de GI verzochte omgangsregeling vindt de moeder prima, zij heeft deze regeling zelf voorgesteld. De moeder weet nu wat zij kan verwachten en daarmee is zij blij.
4.3
De Raad adviseert de rechtbank, samengevat, als volgt. De Raad kan zich vinden in het verzoek van de GI. Het is belangrijk dat de omgang voorlopig plaatsvindt onder regie van de GI. Dat de moeder voor Novadic Kentron geen hulpvraag heeft, is voor de Raad niet mogelijk. Haar hulpvraag zou ook kunnen zijn wat zij moet doen om een nieuwe uitglijder te voorkomen. De Raad acht het raadzaam dat de moeder met Novadic Kentron in gesprek gaat. Het is aan de moeder om de GI ervan te overtuigen dat de omgang met de minderjarigen op een veilige manier verloopt en er geen drugs meer in het spel zijn. De Raad ziet wel een open eind in het verzoek. Tegelijkertijd, als de regie bij de GI blijft, betekent dat niet dat de minderjarigen geen duidelijkheid kan worden geboden. Getracht moet worden om het zo te organiseren dat de weekendregeling zoals deze bestond weer het uitgangspunt wordt. Hierbij valt of staat de motivatie van de moeder om met hulpverlening aan de slag te gaan. Volgens de Raad is het nu lastig om een termijn te verbinden aan de tijdelijke omgangsregeling voordat de weekendregeling weer hervat kan worden.

5.De beoordeling

5.1
De GI heeft het verzoek gegrond op artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Op grond van artikel 1:377e BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind een beslissing inzake de omgang alsmede een door de ouders onderling getroffen omgangsregeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
De ontvankelijkheid
5.2
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of de GI bevoegd is om wijziging van de omgangsregeling te verzoeken. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt.
5.3
Een GI die door de rechter is belast met de voogdij over een minderjarige die niet onder ouderlijk gezag staat, heeft dezelfde bevoegdheden en verplichtingen als andere voogden. Een voogd draagt (onder meer) de zorg dat de minderjarige wordt verzorgd en opgevoed. Onder verzorging en opvoeding worden overeenkomstig artikel 1:247, lid 2, BW in verbinding met artikel 1:248 BW mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. Tot de zorg en de verantwoordelijkheid van een GI voor het geestelijk welzijn en de persoonlijke ontwikkeling van het kind behoort dat zij het recht van de betrokken minderjarige op omgang met de niet met het gezag belaste ouder in acht neemt, evenals het recht op en de verplichting tot omgang van die ouder met zijn kind zoals bedoeld in artikel 1:377a BW. Deze verplichtingen rusten op haar in het belang van het kind en kunnen niet los worden gezien van de verplichting dat belang te dienen. Dat belang kan naar het oordeel van de rechtbank ook meebrengen dat het recht op omgang, al dan niet voor bepaalde tijd, aan een ouder wordt ontzegd. De artikelen 1:377a en 1:377e BW moeten dan ook aldus worden uitgelegd dat de daarin aan de ouders toegekende bevoegdheid de rechter te verzoeken een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast te stellen of te wijzigen, dan wel het recht op omgang aan een ouder te ontzeggen, mede aan een GI toekomt (HR 19 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:943).
5.4
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de GI bevoegd is om een verzoek tot wijziging van de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen in te dienen.
Wijziging van omstandigheden
5.5
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of er sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden die een herbeoordeling van de omgangsregeling rechtvaardigt.
5.6
De rechtbank kan over de wijziging van omstandigheden kort zijn. De rechtbank stelt vast dat de omgangsregeling tijdelijk is geschorst en er grote zorgen bestaan over het drugsgebruik door de moeder, en daarmee de veiligheid van de minderjarigen. Hiermee is een wijziging van omstandigheden gegeven.
5.7
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de GI kan worden ontvangen in haar verzoek tot wijziging van de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen.
Inhoudelijke beoordeling
5.8
Gebleken is dat er al langere tijd geen uitvoering wordt gegeven aan de omgangsregeling, zoals deze is vastgesteld bij beschikking van 15 augustus 2023, hersteld op 8 september 2023. Aan deze regeling kon geen uitvoering worden gegeven gelet op de zorgen van de GI over het drugsgebruik van de moeder. De omgangsregeling is daarom geschorst. De rechtbank heeft daarbij geoordeeld dat er sprake is (geweest) van een zorgelijke situatie en acute onveiligheid voor de minderjarigen. En daarnaast, dat het onduidelijk is of de omgang tussen de moeder en de minderjarigen op een veilige en verantwoorde manier kan plaatsvinden.
5.9
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor genoemde onduidelijkheid nog steeds aanwezig. Hoewel de omgang door de jeugdzorgwerker wordt begeleid, is er nog geen veiligheidsplan opgesteld en is er geen zicht op het drugsgebruik van de moeder. Hoewel zij is aangespoord zich aan te melden voor een behandeling bij NK, blijft de moeder drugsgebruik ontkennen en aangeven geen hulpverlening nodig te hebben.
5.1
Het voorgaande maakt dat de rechtbank de door de GI verzochte omgangsregeling begrijpt. Begeleide omgang is nodig om de veiligheid van de minderjarigen te waarborgen en daarnaast dient te worden bezien hoe zij op de omgang met hun moeder reageren. De rechtbank volgt het door de Raad geadviseerde dat op termijn moet worden teruggewerkt naar de oude weekendregeling. Het door de GI geformuleerde verzoek, met name onder het tweede gedachtestreepje, biedt hiervoor geen ruimte en bevat een open eind.
5.11
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de moeder en de minderjarigen meer duidelijkheid nodig over waar zij in het kader van de omgang naartoe werken. De rechtbank begrijpt de aarzeling van de GI en de Raad om een termijn te verbinden aan de omgangsregeling, echter er moet duidelijkheid zijn over het toewerken naar een herleving van de weekendregeling, zoals deze is vastgesteld bij beschikking van 15 augustus 2023, hersteld op 8 september 2023.
5.12
De rechtbank acht het daarom van belang om in de omgangsregeling op te nemen dat
naeen termijn van
uiterlijk negen maanden de hiervoor genoemde weekendregelingherleeft. De rechtbank hanteert deze termijn in de veronderstelling dat de inzet van hulpverlening tijd kost. De moeder kan in februari 2024 bij een psycholoog terecht, de hulpverlening voor de minderjarigen is momenteel net of nog niet gestart en inzicht op het drugsgebruik van de moeder is nog niet verkregen.
5.13
De rechtbank geeft de GI mee dat zij, indien op voorhand duidelijk is dat de weekendregeling na een termijn van negen maanden na de datum van deze beschikking (nog) niet kan herleven, zij een nieuw verzoek kunnen doen tot wijziging van de omgangsregeling.
5.14
Tot slot drukt de rechtbank de moeder op het hart om medewerking te verlenen aan de hulpverlening. Zij dient de samenwerking met de GI en Novadic Kentron niet uit de weg te gaan. Immers, alleen dan kan zij aantonen dat er, zoals zij stelt, geen sprake meer is van drugsgebruik en het vertrouwen van de GI herwinnen. Uiteindelijk kan dit weer leiden tot een vruchtbare omgangsregeling zoals deze eerder ook bestond.
Uitvoerbaar bij voorraad
5.15
De kinderrechter zal de beslissing, gelet op de aard daarvan, uitvoerbaar bij voorraad verklaren, zoals is verzocht door de GI. Dat betekent dat de beslissing alvast moet worden gevolgd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld tegen deze beslissing.
5.16
Een en ander betekent dat de rechtbank als volgt beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van 15 augustus 2023, hersteld op 8 september 2023, voor wat betreft de omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarigen
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2008 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2010 te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedag 3] 2012 te [geboorteplaats] ,
en bepaalt deze als volgt:
  • tussen de moeder en voormelde minderjarigen is er een begeleide omgangsregeling met een frequentie van één keer in de twee weken, voor de duur van 2 tot 3 uur;
  • na zes omgangsmomenten evalueert de GI hoe de omgangsregeling verloopt om te bezien of deze nog in het belang van de minderjarigen is;
- onder regie van de GI wordt, binnen negen maanden na de datum van deze beschikking, toegewerkt naar een weekendregeling waarbij er de moeder en de minderjarigen omgang met elkaar hebben eens in de twee weken van vrijdag uit school tot zondagavond 19:00/19:30 uur bij de moeder, waarbij de moeder de minderjarigen haalt en brengt van en naar het gezinshuis;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023 door
mr. De Graaf, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. Vos als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.