Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het procesverloop
- een vertegenwoordigster van de GI;
2.De feiten
3.Het verzoek
- er een begeleide omgangsregeling is tussen hen met een frequentie van één keer in de twee weken, voor de duur van 2 tot 3 uur en de GI na zes omgangsmomenten evalueert hoe de omgangsregeling verloopt om te bezien of deze nog in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] is;
- de GI regie te geven om de omgangsregeling aan te passen, indien de GI dit in het belang van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] acht.
4.De standpunten
5.De beoordeling
naeen termijn van
uiterlijk negen maanden de hiervoor genoemde weekendregelingherleeft. De rechtbank hanteert deze termijn in de veronderstelling dat de inzet van hulpverlening tijd kost. De moeder kan in februari 2024 bij een psycholoog terecht, de hulpverlening voor de minderjarigen is momenteel net of nog niet gestart en inzicht op het drugsgebruik van de moeder is nog niet verkregen.
6.De beslissing
- tussen de moeder en voormelde minderjarigen is er een begeleide omgangsregeling met een frequentie van één keer in de twee weken, voor de duur van 2 tot 3 uur;
- na zes omgangsmomenten evalueert de GI hoe de omgangsregeling verloopt om te bezien of deze nog in het belang van de minderjarigen is;