ECLI:NL:RBZWB:2023:9218

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
29 december 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 5356
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de kostenvergoeding in bezwaar bij WOZ-waarde woning

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 22 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende tegen de kostenvergoeding in de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had eerder de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 468.000, maar na bezwaar is deze waarde verlaagd naar € 416.000. De heffingsambtenaar kende een kostenvergoeding toe van in totaal € 658,26 voor het indienen van het bezwaarschrift, de hoorzitting en het taxatierapport.

Belanghebbende was van mening dat de kostenvergoeding te laag was vastgesteld en dat er meer uren voor het taxatierapport en de aanwezigheid van de taxateur bij de hoorzitting vergoed hadden moeten worden. De rechtbank heeft de zaak op 20 december 2023 behandeld, maar belanghebbende was niet verschenen. De heffingsambtenaar heeft in het verweerschrift aangegeven dat hij al een vergoeding voor de aanwezigheid van de taxateur bij de hoorzitting had overgemaakt, waardoor dit punt niet meer ter beoordeling stond.

De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de kostenvergoeding correct heeft vastgesteld, omdat er geen sprake was van een inpandige taxatie. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar omdat de heffingsambtenaar deels tegemoet is gekomen aan het beroep van belanghebbende, moet hij het griffierecht van € 49 vergoeden en een proceskostenvergoeding van € 418,50 betalen aan belanghebbende. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5356

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. B. de Jong ( Wozverminderen.nl )),
en

de heffingsambtenaar van SaBeWa Zeeland.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de toegekende kostenvergoeding in de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 11 november 2021.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 26 februari 2021 de waarde van de onroerende zaak [adres] in [plaats] (woning) bepaald op € 468.000.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de waarde van de woning verlaagd naar € 416.000 en een kostenvergoeding toegekend van één punt voor het indienen van het bezwaarschrift (€ 265), één punt voor de hoorzitting (€ 265) en twee uur voor het taxatierapport (€ 128,26). De kostenvergoeding bedraagt in totaal € 658,26.
1.3.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 20 december 2023 op zitting behandeld. Belanghebbende is op de juiste manier uitgenodigd voor het bijwonen van de zitting. Van de zijde van belanghebbende is niemand verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [naam 1] en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de toegekende kostenvergoeding in de uitspraak op bezwaar. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende niet en heeft de heffingsambtenaar de kostenvergoeding uiteindelijk op het juiste bedrag vastgesteld
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Belanghebbende is van mening dat de heffingsambtenaar de kostenvergoeding te laag heeft vastgesteld. Volgens belanghebbende had de heffingsambtenaar op grond van de Richtlijn vergoeding proceskosten WOZ-taxaties – geldend voor rechtbanken en gerechtshoven (Richtlijn) voor het taxatierapport vier uur moeten toekennen (€ 256,52 in plaats van € 128,26 inclusief BTW), omdat er sprake is van een taxatierapport na inpandige opname, ook al is de taxateur niet in de woning geweest en heeft belanghebbende zelf de inlichtingen en foto’s aan de taxateur verstrekt. Daarnaast had de heffingsambtenaar op grond van de Richtlijn 0,5 uur (€ 32,07 inclusief BTW) moeten toekennen voor de aanwezigheid van de taxateur bij de (telefonische) hoorzitting.
4.1.
In het verweerschrift geeft de heffingsambtenaar aan dat hij de door de gemachtigde gevraagde vergoeding van € 32,07 inclusief BTW voor de aanwezigheid van de taxateur bij de (telefonische) hoorzitting al aan de gemachtigde heeft overgemaakt en de rechtbank heeft geen reden aan deze verklaring te twijfelen. Belanghebbende heeft in zoverre geen belang meer bij een oordeel van de rechtbank.
4.2.
De rechtbank beoordeelt wel of de heffingsambtenaar voor het taxatierapport vier uur had moeten toekennen naar het bedrag voor een inpandige taxatie. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake is van een inpandige taxatie omdat de taxateur niet in het pand zelf is geweest en de extra tijd die hiervoor staat (twee uur) dus niet nodig is geweest. In zoverre heeft de heffingsambtenaar de kostenvergoeding in de uitspraak op bezwaar niet te laag vastgesteld en slaagt het beroep dus niet.

Conclusie en gevolgen

5. Omdat de heffingsambtenaar deels aan het beroep van belanghebbende is tegemoet gekomen door alsnog een vergoeding toe te kennen voor de aanwezigheid van de taxateur bij de hoorzitting, moet de heffingsambtenaar het griffierecht aan belanghebbende vergoeden en krijgt belanghebbende ook een vergoeding van zijn proceskosten. De heffingsambtenaar moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. Omdat de zaak alleen gaat over de kostenvergoeding in bezwaar, past de rechtbank in overeenstemming met de Richtlijn een wegingsfactor van 0,5 toe. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 49 aan belanghebbende moet vergoeden;
-veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.R. Jouvenaar, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.