ECLI:NL:RBZWB:2023:9189

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_2969
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het recht op WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de weigering van het UWV om haar een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte, maar het UWV had vastgesteld dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat betekent dat zij geen recht had op de uitkering. De rechtbank behandelt de argumenten van eiseres, die stelt dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld en dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen in haar belastbaarheid.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres niet voldoet aan de criteria voor een WIA-uitkering. De rechtbank wijst erop dat de verzekeringsartsen van het UWV zorgvuldig te werk zijn gegaan en dat de medische informatie die door eiseres is aangeleverd, voldoende is meegewogen. De rechtbank oordeelt dat de vastgestelde belastbaarheid van eiseres in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) correct is en dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat eiseres meer beperkt is dan vastgesteld.

De rechtbank concludeert dat de functies die aan de berekening van de arbeidsongeschiktheid ten grondslag zijn gelegd, passend zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid van 14,79% juist is vastgesteld. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak benadrukt het belang van de objectieve medische beoordeling in het kader van de Wet WIA en de toepassing van het evenredigheidsbeginsel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/2969 WIA

uitspraak van 27 december 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. D.R. Jadoenath,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres inzake haar recht op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 29 november 2021 (primair besluit) geweigerd per 7 mei 2021 aan eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
1.2
Met het bestreden besluit van 12 april 2023 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar gemachtigde, haar persoonlijk begeleider [naam 1] en namens het UWV [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 7 mei 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wettelijk kader
3. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
Feiten
4.1.
Eiseres is tot 13 maart 2019 werkzaam geweest als productiemedewerker in een drukkerij. Vervolgens ontving zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
4.2.
Eiseres heeft zich op 10 mei 2019 ziek gemeld. Tijdens ziekte wordt de WW-uitkering dertien weken doorbetaald. Per 9 augustus 2019 is de WW-uitkering beëindigd en heeft het UWV aan eiseres een Ziektewet (ZW) uitkering toegekend. De ZW-uitkering is na 104 weken ziekteverzuim op 7 mei 2021 geëindigd.
4.3.
Op 10 februari 2021 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd. Deze aanvraag is door het UWV afgewezen, omdat eiseres volgens het UWV minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het percentage van arbeidsongeschiktheid werd door het UWV vastgesteld op 14,79%.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
5. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5.1.
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur en haar psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts het dossier van eiseres bestudeerd. Door de verzekeringsarts is informatie opgevraagd bij de behandelend klinisch psycholoog van GGZ Breburg. De verzekeringsarts komt tot de conclusie dat er voldoende redenen zijn om aan te nemen dat er voor eiseres beperkingen zijn ten aanzien van arbeid. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 22 oktober 2021.
De verzekeringsarts b&b heeft het dossier van eiseres bestudeerd, met daarin de informatie van de klinisch psycholoog van GGZ Breburg van 6 augustus 2021 en de door eiseres in bezwaar overgelegde informatie van de huisarts van 21 januari 2022 en van de GZ-psycholoog van GGZ Breburg van 9 april 2020. Daarnaast heeft de verzekeringsarts b&b eiseres gezien op de hoorzitting. De verzekeringsarts b&b overweegt dat de door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren passend zijn bij de aard en mate van de aandoeningen. Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is. Voor het aannemen van aanvullende beperkingen ten aanzien van vasthouden en verdelen van aandacht en herinneren is volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding. Er is namelijk niet gebleken dat eiseres zich niet minstens een halfuur op een of meer informatiebronnen kan richten en er zijn geen geheugendefecten. Voor een (verdere) beperking op handelingstempo ziet de verzekeringsarts b&b ook geen aanleiding. Conform CBBS instructies komt een aanmerkelijk vertraagd handelingstempo voor bij een ernstige stoornis, zoals een ernstige depressie, en uit de informatie van de behandelaar blijkt dat bij eiseres sprake is van een matige depressieve stoornis. Tot slot ziet de verzekeringsarts b&b, getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid, geen medische reden om een urenbeperking aan te nemen. Er is niet gebleken van een noodzaak tot recuperatie. Wanneer rekening wordt gehouden met de aangenomen beperkingen en voorwaarden in arbeid, dan wordt voorzien in voldoende lage energetische belasting. Volgens de verzekeringsarts b&b is de belastbaarheid van eiseres door de verzekeringsarts dan ook juist vastgesteld in de FML van 22 oktober 2021.
5.2.
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat het UWV onzorgvuldig heeft gehandeld. Eiseres heeft in bezwaar medische stukken overgelegd waarmee het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden. Eiseres kampt met psychische klachten die depressie en trauma gerelateerd zijn en met ernstige vermoeidheid. Zij is onder behandeling bij een psycholoog. Eiseres is erkend gedupeerde in de toeslagenaffaire en heeft nog steeds last van de lichamelijke en psychische klachten als gevolg daarvan. Voor eiseres is het onbegrijpelijk dat er geen urenbeperking is aangenomen. Ook dienen er volgens eiseres aanvullende beperkingen te worden aangenomen. Er is sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel en er is door het UWV niet met de menselijke maat geoordeeld.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Beide verzekeringsartsen hebben eiseres gezien en eiseres is onderzocht. Bovendien heeft de verzekeringsarts medische informatie opgevraagd bij de behandelaar van eiseres. Deze informatie en de door eiseres in bezwaar overgelegde medische informatie is meegewogen bij de beoordeling van de mogelijkheden en beperkingen van eiseres. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat eiseres voldoende gelegenheid is geboden om te vertellen welke klachten zij ervaart en hoe deze van invloed zijn op haar dagelijks functioneren. Ook blijkt daaruit dat de verzekeringsartsen op de hoogte waren van de door de behandelaars gestelde diagnoses, waaronder een matig depressieve stoornis en het medicatiegebruik van eiseres.
5.4.
Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de psychische en vermoeidheidsklachten van eiseres rekening gehouden. Dat door de verzekeringsartsen meer of andere beperkingen aangenomen hadden moeten worden, is de rechtbank niet gebleken. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, waaronder op de aspecten vasthouden en verdelen van aandacht, slaagt niet. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat door de verzekeringsarts b&b is toegelicht waarom voor een verdergaande beperking op de aspecten vasthouden en verdelen van aandacht geen aanleiding bestaat. De rechtbank ziet geen reden om de verzekeringsarts b&b hierin niet te volgen. Ten aanzien van de geclaimde urenbeperking overweegt de rechtbank dat door de verzekeringsarts b&b is gemotiveerd waarom voor een dergelijke beperking geen medische reden bestaat, onder meer omdat niet is gebleken van een noodzaak tot recuperatie. Evenmin ziet de rechtbank reden om eiseres te volgen in haar stelling dat zij beperkt moet worden geacht op het aspect tillen. Los van het feit dat dit eerst ter zitting naar voren is gebracht, geldt dat de verzekeringsartsen niet is gebleken van een objectivering voor fysieke klachten. Voor zover eiseres stelt dat de fysieke klachten voortvloeien uit vermoeidheid, overweegt de rechtbank dat de verzekeringsarts b&b heeft gemotiveerd dat met de beperkingen in de FML voldoende rekening wordt gehouden met de lage energetische belasting.
5.5.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep geen medische informatie heeft overgelegd die aanleiding geeft om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Ter zitting is namens eiseres verklaard dat zij inmiddels in een andere procedure door het UWV wel (volledig) arbeidsongeschikt zou zijn geacht. Nu aan de rechtbank geen rapportage of andere stukken zijn overgelegd waaruit dit blijkt, is het voor de rechtbank niet mogelijk om te beoordelen of sprake is van informatie die een ander licht werpt op deze procedure. Daar komt bij dat, als inmiddels door het UWV zou zijn bepaald dat eiseres arbeidsongeschikt is, die beslissing ziet op een andere periode dan hier in geding.
5.6.
Niet gebleken is dat in de FML van 22 oktober 2021 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in deze FML.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
6.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180), productiemedewerker machinaal inpakken (Sbc-code 111175) en controleur, tester elektrotechnische apparatuur (Sbc-code 267060).
6.2.
Eiseres heeft aangevoerd dat alle functies onvoldoende zijn gemotiveerd als zijnde passend. Inherent aan de geduide functies is dat de werksituatie vaak wisselend is, mede als gevolg van storingen die zich in het productieproces regelmatig zullen voordoen. De functies productiemedewerker machinaal en controleur zijn volgens eiseres te belastend voor haar omdat daarin gevraagd wordt om boven de normaalwaarde te tillen, terwijl eiseres alleen in staat is om de normaalwaarde te tillen.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat eiseres in beroep dezelfde gronden heeft aangevoerd als in bezwaar. Op de bezwaargronden is de arbeidsdeskundige b&b al uitvoerig ingegaan in zijn rapportage. Eiseres heeft nagelaten te benoemen waarom deze toelichting onvoldoende zou zijn.
6.4.
Ten aanzien van de stelling van eiseres dat in de functies productiemedewerker machinaal en controleur sprake is van een overschrijding op het aspect tillen, stelt de rechtbank voorop dat eiseres niet beperkt is op het aspect tillen. Dat zij niet in staat zou zijn om meer dan de normaalwaarde te tillen, blijkt niet uit de FML of andere gedingstukken. De arbeidsdeskundige b&b heeft in de rapportage gemotiveerd weerlegd de stelling van eiseres dat functies per definitie ongeschikt zijn als hierin belasting voorkomt die de normaalwaarde overstijgt. De arbeidsdeskundige b&b heeft uitgelegd dat op de FML niet op gestandaardiseerde wijze een belastbaarheid kan worden weergegeven, die uitstijgt boven het niveau van de normaalwaarde. Bij een FML score ‘normaal’ moeten functies met een belasting die uitstijgt boven de normaalwaarde dan ook altijd nader op hun geschiktheid worden beoordeeld. Omdat normaalwaarden op een relatief laag niveau zijn vastgesteld, komt het vaak voor dat de belastbaarheid van de betrokkene daar bovenuit gaat. De arbeidsdeskundige heeft gewezen op de overweging van de verzekeringsarts dat waar de normaalwaarde zonder toelichting is aangegeven voor eiseres op dat gebied geen beperkingen gelden ten gevolge van ziekte of gebrek. De rechtbank acht deze uitleg van de arbeidsdeskundige b&b juist en ziet geen aanleiding om te oordelen dat de geduide functies op het aspect tillen te belastend zijn.
6.5.
De rechtbank volgt eiseres ook niet in haar stelling dat de geduide functies niet passend zijn, omdat in productiefuncties vaak sprake zou zijn van wisselende werksituaties en storingen in het productieproces. Productiefuncties zijn juist eenduidig, routinematig van aard en vereisen doorgaans weinig of geen eigen invulling. Bovendien blijkt uit de toelichting (op aspect 1.8.3) in de FML dat eiseres met storingen en onderbrekingen kan omgaan, zolang dit geen wezenlijk onderdeel vormt van de functie.
6.6.
Omdat de arbeidskundige gronden van eiseres niet slagen, komt de rechtbank tot de conclusie dat de hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
7. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres 14,79% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 7 mei 2021.
Evenredigheidsbeginsel
8. Ter zitting is namens eiseres toegelicht dat het beroep op de menselijke maat moet worden gezien in het licht van het evenredigheidsbeginsel. Eiseres kan niet worden gevolgd in haar stelling dat sprake is van strijd met dit beginsel. Gelet op het verplichtende karakter van de van toepassing zijnde artikelen uit de Wet WIA bestaat in beginsel geen ruimte voor toetsing aan het evenredigheidsbeginsel. [1]
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, 27 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: wettelijk kader

In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep 2 maart 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:402.