4.3.2Feit 3 (witwassen)
Toetsingskader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel "afkomstig uit enig misdrijf" niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin bewezen worden geacht dat een voorwerp "uit enig misdrijf" afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Of er sprake is van zulke feiten en omstandigheden is afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval.
Voor het bewijs van een vermoeden van witwassen kan gebruik worden gemaakt van zogenaamde witwastypologieën. Dit zijn min of meer objectieve kenmerken die, naar de ervaring heeft geleerd, duiden op het witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Als uit het door het openbaar ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een redelijk vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst, dan ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp.
Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Feiten en omstandigheden
In de woning van de dochter van de verdachte is een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 72.095,00. Dit geld is afkomstig uit een kluis bij de ING en zat in een Jumbo tas en een Zaza tas. De kluis staat op naam van de dochter van verdachte.
In de woning van de ouders van verdachte is een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 28.175,00. Een deel van het geld zat in een envelop en een deel in een reiskoffer.
In de reiskoffer zat ook een grote hoeveelheid aan sieraden.
Verder is in de woning van verdachte een contant geldbedrag van € 1.390,00 aangetroffen. Bij deze woning zijn ook nog twee voertuigen aangetroffen, een Fiat 500 en een Jaguar.
Overwegingen
Op grond van de beschikbare bewijsmiddelen valt naar het oordeel van de rechtbank geen rechtstreeks verband te leggen tussen de hierboven genoemde voorwerpen en een bepaald misdrijf. Daarom ziet rechtbank zich voor de vraag gesteld of het niet anders kan zijn dan dat de hiervoor genoemde voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Anders dan de verdediging, maar met de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel
dat er meerdere witwasindicatoren van toepassing zijn, op basis waarvan zonder meer een redelijk vermoeden van witwassen jegens verdachte is gerechtvaardigd. De rechtbank slaat hierbij acht op het feit dat er een hennepkwekerij en een grote hoeveelheid hennepafval is aangetroffen in panden, waarvan de [medeverdachte] , die haar financieel onderhield, economisch eigenaar was. Verder gaat het om grote contante geldbedragen die op meerdere adressen en plaatsen zijn aangetroffen. Ook de omstandigheden dat de kluis op naam van iemand anders stond en verdachte heeft verklaard dat zij in opdracht van [medeverdachte] steeds contante geldbedragen in de kluis legde en eruit haalde, worden hierbij betrokken. Het geldbedrag dat in de woning van de ouders van verdachte is aangetroffen, is volgens haar verklaring ook van [medeverdachte] en zij moest dat nog in de kluis leggen. Voorts zijn de voertuigen in contanten betaald.
Gelet op dit vermoeden van witwassen jegens verdachte mag van haar worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld, die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
Over de herkomst van het geld is door verdachte verklaard dat het grootste deel van het aangetroffen geld van [medeverdachte] is. De rechtbank twijfelt niet aan de juistheid van deze verklaring.
Verder heeft verdachte verklaard dat een deel van het geld dat uit de kluis afkomstig is en in de Zaza tas zat, de overwaarde betreft van de verkoop van de gezamenlijke woning met haar ex-partner. Dit zou gaan om ongeveer € 37.000,00.
Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring niet op voorhand dusdanig onwaarschijnlijk worden geacht, dat er geen nader onderzoek naar had moeten worden verricht. Het Openbaar Ministerie heeft echter geen enkel onderzoek verricht naar bijvoorbeeld de verkoop van die woning en de opbrengst daarvan.
Over de aangetroffen sieraden, hebben zowel verdachte als haar vader en dochter en [medeverdachte] verklaard dat verdachte deze sieraden heeft gekregen van haar moeder en grootouders. De rechtbank ziet geen reden om hieraan te twijfelen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan bij gebrek aan nader onderzoek niet worden gesteld dat het niet anders kan zijn dan dat de voorwerpen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Hieruit volgt dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.