ECLI:NL:RBZWB:2023:9174

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
AWB- 23_10359
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak betreffende kinderopvangtoeslag

In deze bestuursrechtelijke zaak heeft verzoeker, vertegenwoordigd door mr. I.M. van den Heuvel, de Belastingdienst/Toeslagen in gebreke gesteld omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag van 1 maart 2021 voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Verzoeker heeft op 19 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst. Na een besluit van de Belastingdienst op 24 oktober 2023, waarin alsnog op de aanvraag is beslist, heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft de Belastingdienst in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. In het verweerschrift heeft de Belastingdienst aangegeven bereid te zijn om de kosten voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor van 0,25 te vergoeden, evenals het griffierecht. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verzoeker recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat de Belastingdienst tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker door alsnog te beslissen op de aanvraag. De rechtbank heeft de vergoeding vastgesteld op € 418,50, omdat er geen andere kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een lagere wegingsfactor toe te passen dan de gebruikelijke 0,5, zoals verzocht door de Belastingdienst. De rechtbank heeft de Belastingdienst veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/10359

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker

(gemachtigde: mr. I.M. van den Heuvel),
en

Belastingdienst/Toeslagen.

Inleiding

1. Verzoeker heeft verweerder op 6 maart 2022 in gebreke gesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek (aanvraag) van 1 maart 2021 om herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.
1.1.
Vervolgens heeft verzoeker op 19 oktober 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen van verweerder.
1.2.
Met het besluit van 24 oktober 2023 heeft verweerder beslist op de aanvraag van verzoeker van 1 maart 2021. Naar aanleiding hiervan heeft verzoeker het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
1.3.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft in het verweerschrift van 7 november 2023 laten weten dat hij de kosten voor het indienen van het beroepschrift met een wegingsfactor 0,25 wil vergoeden en het griffierecht wil betalen.
1.4.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is verweerder aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of verweerder geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 19 oktober 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag van 1 maart 2021. Verweerder heeft op 24 oktober 2023 alsnog beslist op de aanvraag van verzoeker. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Welk bedrag aan proceskosten moet verweerder aan verzoeker vergoeden?
4.2.
De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verweerder moet het griffierecht aan verzoeker vergoeden en verzoeker krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 418,50 omdat de gemachtigde van verzoeker een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. De rechtbank ziet, anders dan de rechtbank Midden-Nederland [3] , geen aanleiding om in afwijking van de hoogste bestuursrechters [4] een lagere wegingsfactor (0,25 in plaats van 0,5), zoals verzocht door verweerder, toe te passen.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 418,50 aan proceskosten aan verzoeker.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 27 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Uitspraak van 4 september 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:4482.
4.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2288 en de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209 waarin uit de toegekende proceskostenvergoeding blijkt dat een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.