ECLI:NL:RBZWB:2023:7444
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaren tegen verlenging beslistermijnen handhavingsverzoeken
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het niet-ontvankelijk verklaren van hun bezwaren gericht tegen het verlengen van de termijnen waarbinnen op hun handhavingsverzoeken beslist dient te worden. Bij besluit van 20 september 2022 heeft het college de beslistermijn van een aantal door eisers ingediende handhavingsverzoeken verlengd. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit van 7 maart 2023 is het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eisers en de gemachtigden van het college aanwezig waren.
Eisers hebben het college op verschillende data in juli en augustus 2022 schriftelijk verzocht om handhavend op te treden bij een groot aantal panden binnen de gemeente Veere, die volgens hen in strijd met het bestemmingsplan en de Huisvestingsverordening tweede woningen 2019 worden gebruikt. Het college heeft de beslistermijnen op deze handhavingsverzoeken verlengd tot 1 juli 2023. Het bestreden besluit van 7 maart 2023 verklaart het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk.
De rechtbank beoordeelt of het college terecht het bezwaar van eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en legt uit dat een besluit waarbij de termijn om te beslissen op een verzoek om handhaving wordt verlengd, een beslissing is die ziet op de procedure ter voorbereiding van een besluit. Op grond van artikel 6:3 van de Algemene wet bestuursrecht is een dergelijke beslissing niet vatbaar voor bezwaar of beroep, tenzij deze beslissing de belanghebbende rechtstreeks in zijn belang treft. De rechtbank concludeert dat dit in het voorliggende geval niet aan de orde is, en dat het belang van eisers bij het besluit om de beslistermijn te verlengen niet los kan worden gezien van hun belang bij de inhoudelijke beslissing op hun handhavingsverzoeken. Daarom is er geen aanleiding om aan te nemen dat in dit geval een uitzondering op de regel zou moeten worden gemaakt.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor eisers het griffierrecht niet terugkrijgen en ook geen vergoeding van hun proceskosten ontvangen. Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, en openbaar gemaakt op 27 oktober 2023.