ECLI:NL:RBZWB:2023:9101
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- S. Hindriks
- T. Peters
- M.G.J. Maas-Cooymans
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de watervergunning voor ophoging van percelen nabij de Westerschelde
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de aan vergunninghouder verleende watervergunning voor de ophoging van percelen nabij de Westerschelde. De vergunning werd verleend door het dagelijks bestuur van waterschap Scheldestromen op 21 december 2021, en het bestreden besluit van 4 juli 2022 handhaafde deze vergunning ondanks het bezwaar van eiseres. De rechtbank heeft de zaak op 17 november 2023 behandeld, waarbij verschillende partijen aanwezig waren, waaronder de gemachtigden van eiseres en het dagelijks bestuur.
De rechtbank concludeert dat het dagelijks bestuur een te beperkt beoordelingskader heeft gehanteerd bij de vergunningverlening. De rechtbank stelt vast dat de belangen van de waterveiligheid niet alleen de relevante overwegingen zijn, maar dat ook de bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen in de beoordeling moeten worden betrokken. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het dagelijks bestuur op om een nieuw besluit te nemen, waarbij alle relevante belangen in acht moeten worden genomen.
Eiseres heeft ook verzocht om een bestuurlijke lus, maar de rechtbank ziet hiervoor onvoldoende aanleiding. De rechtbank oordeelt dat het dagelijks bestuur het griffierecht aan eiseres moet vergoeden en ook de proceskosten moet betalen, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van alle relevante belangen bij de vergunningverlening in het kader van de Waterwet.