4.3.Een verzekeringsarts b&b van het UWV heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Ook heeft hij werkneemster gezien op de hoorzitting van 16 november 2021, waar opnieuw (oriënterend) psychisch onderzoek en lichamelijk onderzoek werd verricht. De verzekeringsarts b&b rapporteert dat in de bezwaarfase geen medische gegevens zijn ingebracht waaruit nog andere medische problematiek blijkt. Volgens de verzekeringsarts b&b bestaat geen aanleiding om de FML in de bezwaarfase te wijzigen. Werkneemster is nog onder behandeling en zijn heeft nog niet alle mogelijkheden uitgeprobeerd. De verzekeringsarts b&b noemt een mogelijke behandeloptie. Wanneer de klachten verminderen, zal het functioneren verbeteren.
De verwachtte verbetering is voor een deel gestagneerd. Dit maakt dat een inschatting kan worden gemaakt van welke beperkingen duurzaam zijn. Werkneemster zal bij vermindering van klachten niet volledig normaal belastbaar worden. Er zullen dus beperkingen blijven bestaan. Ten opzichte van de FML van 2 juni 2021 is nog verbetering mogelijk bij het aspect lopen. Lopen is nu sterk beperkt, maar in haar eigen tempo wordt 15 minuten wel mogelijk. Door de klachten wordt werkneemster energetisch beperkt geacht. Er zijn geen andere aandoeningen waardoor sprake is van een verminderde energetische belastbaarheid. Bij vermindering van klachten neemt de energetische belastbaarheid toe, zodat dan geen noodzaak meer bestaat voor een urenbeperking, anders dan het voorkomen van overwerk. De verzekeringsarts b&b concludeert dat er geen aanleiding is om af te wijken van het primaire oordeel van de verzekeringsarts. Ten behoeve van onderzoek door de arbeidsdeskundige b&b heeft de verzekeringsarts b&b een FML opgesteld met blijvende beperkingen. Zo kan worden beoordeeld of de duurzame beperkingen aanleiding geven voor het aannemen van volledige arbeidsongeschiktheid.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat werkneemster volledig arbeidsongeschikt was met ingang 29 maart 2021. Zij zijn enkel verdeeld over de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid van werkneemster duurzaam is. Daarvoor is bepalend of werkneemster ook volledig arbeidsongeschikt is, als uitsluitend wordt gekeken naar haar duurzame beperkingen. In geschil is of de duurzame beperkingen juist zijn vastgesteld in de FML van 25 november 2021.
Zijn de duurzame arbeidsbeperkingen correct vastgesteld?
6. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat het UWV het vaste beoordelingskader voor de beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen niet op correcte wijze heeft toegepast. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
7. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB, zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 september 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1716) volgt dat de verzekeringsarts zich een oordeel moet vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de WIA. Hierbij moet hij een inschatting maken van de herstelkansen, in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de verzekerde. De inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar na het ontstaan van het recht op uitkering en in de periode daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de individuele verzekerde aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de medische situatie van de verzekerde op de datum in geding. Indien die inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde. 8. Voor de beoordeling van de duurzaamheid van volledige arbeidsongeschiktheid hanteert het UWV het beoordelingskader voor verzekeringsartsen 'Beoordeling van de duurzaamheid van arbeidsbeperkingen'. Op grond van dit beoordelingskader zijn arbeidsbeperkingen duurzaam als verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten of als verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks is te verwachten. In het kader is een stappenplan opgenomen op grond waarvan de verzekeringsarts zich uitspreekt over de prognose van de arbeidsbeperkingen, uitgaande van de medische situatie op het moment van de beoordeling. Daarbij doorloopt de verzekeringsarts drie stappen. De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van een progressief of stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden (stap 1). Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten, beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. Er is ofwel een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden dan wel is verbetering van de belastbaarheid niet of nauwelijks te verwachten (stap 2). Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht, beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht (stap 3).
9. Naar het oordeel van de rechtbank is de motivering van het UWV over de duurzaamheid van de beperkingen van werkneemster houdbaar, en voldoet deze aan de eisen die de CRvB aan de beoordeling stelt. Het geschil over de vraag of sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid spitst zich toe op de vraag of sprake is van een situatie als bedoeld in stap 2 van het stappenplan. De verzekeringsarts b&b heeft met zijn rapportage van 25 november 2021 concreet en toereikend onderbouwd dat, en ook waarom na de datum in geding sprake was van een meer dan geringe kans op herstel of verbetering, zodat sommige beperkingen van betrokkene op de peildatum niet duurzaam kunnen worden geacht en bepaalde functionele mogelijkheden op termijn kunnen toenemen. In wat eiseres op dit punt heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de motivering van de verzekeringsarts b&b.
10. Volgens eiseres stelt de verzekeringsarts b&b ten onrechte dat lopen in eigen tempo gedurende 15 minuten mogelijk is, en dat lopen dus niet – zoals in de FML van 2 juni 2021 – als sterk beperkt moet worden beschouwd. De interpretatie van de verzekeringsarts b&b is volgens eiseres onjuist, omdat in het CBBSbij lopen wordt uitgegaan van een normaal tempo van ongeveer 4 kilometer per uur. In de FML met de duurzame arbeidsbeperkingen moet volgens eiseres dan ook worden aangegeven dat lopen sterk beperkt is, en kan als verruimende toelichting worden vermeld dat lopen tot 15 minuten mogelijk is wanneer betrokkene in eigen tempo loopt.
11. Het UWV heeft in de beroepsfase op dit standpunt van eiseres gereageerd met een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 17 februari 2022. De verzekeringsarts b&b overweegt dat het aspect 'lopen' in de FML van 25 november 2021 – met daarin de duurzaam geachte beperkingen – is beperkt tot een kwartier. In de rapportage geeft de verzekeringsarts b&b aan 'in eigen tempo', waarmee hij bedoelt dat de betrokkene niet in een gedwongen tempo hoeft te lopen. In versie 5 van het CBBS staat: "Er is sprake van lopen als te voet of per rolstoel een afstand van tenminste 1 meter wordt afgelegd over vlak terrein in een tempo van ten minste 3 km per uur". In versie 4 werd gesproken over een tempo van 4 kilometer per uur, in de huidige versie over 3 kilometer per uur. Dit is beduidend langzamer dan het in de Nederlandse populatie gewone wandeltempo van 4 tot 5 kilometer per uur. Een tempo van 3 kilometer per uur wordt – als de klachten verminderen – haalbaar geacht, gedurende een kwartier. Er is daarom geen noodzaak om het aspect 'lopen' in de FML met duurzame beperkingen sterker te beperken. Verder merkt de verzekeringsarts b&b op dat bij alle functies die zijn geduid op basis van de FML van 25 november 2021 het aaneengesloten lopen niet langer zal duren dan 5 minuten. Dus ook als het lopen sterk beperkt zou worden geacht, blijven de geduide functies passend en leidt het niet tot een andere loonkundige schatting. Eiseres heeft deze aanvullende rapportage van de verzekeringsarts b&b niet bestreden. De rechtbank ziet ook geen reden om deze onderbouwing van de verzekeringsarts b&b onjuist te achten.
12. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het UWV zich in de bestreden besluitvorming mocht baseren op de FML van 25 november 2021, waarin de verzekeringsarts b&b de duurzame beperkingen van betrokkene heeft vervat.
13. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat bij werkneemster op 29 maart 2021 geen sprake was van volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid, zodat zij vanaf deze datum geen recht heeft op een IVA-uitkering. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.