ECLI:NL:RBZWB:2023:9032

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
BRE 22/3497
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-beschikking niet-ontvankelijk verklaard

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 19 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 januari 2022 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 440.000 per 1 januari 2021 en had een aanslag in de onroerendezaakbelastingen opgelegd. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 behandeld, waarbij de heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door mr. A.G. Hendriks.

De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. De dagtekening van de uitspraak op bezwaar was 30 mei 2022, en het beroepschrift had uiterlijk op 11 juli 2022 ingediend moeten worden. Het beroepschrift is echter gedateerd op 12 juli 2022 en pas op 15 juli 2022 door de rechtbank ontvangen. De belanghebbende betwist niet dat het beroepschrift op 12 juli 2022 ter post is bezorgd, waardoor het niet tijdig is ingediend. De rechtbank overweegt dat de latere ontvangst van de uitspraak op bezwaar door de belanghebbende niet leidt tot een verlenging van de beroepstermijn.

De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding, omdat de belanghebbende na kennisname van de uitspraak op bezwaar nog bijna zes weken had om beroep aan te tekenen. Gezien deze overwegingen verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3497
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen
[belanghebbende], uit [plaats] , belanghebbende,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk,de heffingsambtenaar.

1.Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 30 mei 2022.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft bij beschikking van 31 januari 2022 de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 440.000. Tegelijk met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Waalwijk voor het jaar 2022 opgelegd (de aanslag OZB).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [naam 1] en namens de heffingsambtenaar mr. A.G. Hendriks.

2.Overwegingen

2.1.
Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde van woning. Voordat de rechtbank tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil over kan gaan, dient ze echter de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
2.2.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken. Deze termijn vangt ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking. Indien de bekendmaking geschiedt door toezending van de uitspraak op bezwaar kan in de regel ervan worden uitgegaan dat met de terpostbezorging van die uitspraak de bekendmaking heeft plaatsgevonden. [1]
2.3.
Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat het beroepschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Het tweede lid bepaalt dat een beroepschrift bij verzending per post tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn per post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.4.
De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 30 mei 2022. De heffingsambtenaar heeft stukken overgelegd met betrekking tot de verzending van de uitspraak op bezwaar op die datum. Belanghebbende heeft de verzending op 30 mei 2022 niet betwist. Dat betekent dat de uitspraak op bezwaar op maandag 30 mei 2022 is bekendgemaakt. Het beroepschrift dient dan uiterlijk op maandag 11 juli 2022 te zijn ingediend.
2.5.
Het beroepschrift heeft als dagtekening 12 juli 2022 en de rechtbank heeft het beroepschrift op 15 juli 2022 ontvangen. Aangenomen moet worden dat het beroepschrift op zijn vroegst op 12 juli 2022 ter post is bezorgd. Belanghebbende heeft dat niet betwist en uit de tot het geding behorende stukken is een eerdere postbezorging niet gebleken. Dat betekent dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
2.6.
Belanghebbende heeft aangevoerd dat hij de uitspraak op bezwaar pas op of kort na 1 juni 2022 heeft ontvangen en dat hij er daarom van uitging dat de beroepstermijn daarmee liep tot zes weken na 1 juni 2022, ofwel 13 juli 2022. De rechtbank overweegt dat de latere ontvangst van de uitspraak op bezwaar niet leidt tot leidt tot een latere aanvang van de beroepstermijn. Voor de aanvang van de beroepstermijn is immers ofwel de dagtekening ofwel de latere bekendmaking van de uitspraak op bezwaar beslissend (zie 2.2) en niet de datum van ontvangst ervan door belanghebbende.
2.7.
Voor zover belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd een beroep heeft willen doen op een verschoonbare termijnoverschrijding in de zin van artikel 6:11 van de Awb geldt het navolgende. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift een niet-ontvankelijkheidsverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
2.8.
De rechtbank overweegt dat een beroep op verschoonbare termijnoverschrijding alleen kan slagen indien belanghebbende zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, ofwel binnen circa twee weken nadat hij op de hoogte is geraakt van de uitspraak op bezwaar [2] , beroep heeft aangetekend. Deze termijn van twee weken is evenwel hier niet relevant, nu belanghebbende na kennisneming van de uitspraak op bezwaar nog een beroepstermijn resteerde van bijna zes weken. Van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb is dus in dit geval geen sprake.
2.9.
Gezien hetgeen hiervoor overwogen, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van het beroep.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, in aanwezigheid van R.P.H. Bukkems, griffier, op 19 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Hoge Raad 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:930.
2.Hoge Raad 22 maart 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0462.