ECLI:NL:RBZWB:2023:9019

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
02-082029-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot het versturen van seksueel getinte foto’s aan een minderjarige en poging tot verleiding van die minderjarige

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot het versturen van seksueel getinte foto’s aan een minderjarige en aan een poging tot verleiding van die minderjarige. De verdachte, die zich op social media voordeed als een 16-jarige, heeft op 23 januari 2023 via Snapchat en Instagram seksueel getinte berichten en foto’s gestuurd naar een 11-jarig meisje, dat hij kende als de vriendin van zijn dochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de foto’s niet het slachtoffer hebben bereikt, maar haar moeder, die de telefoon van haar dochter controleerde. Hierdoor is er sprake van een poging tot het versturen van de afbeeldingen aan een minderjarige.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar heeft feit 1 subsidiair en feit 2 wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het versturen van schadelijke afbeeldingen en het proberen te verleiden van het slachtoffer tot ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de impact van de gedragingen op het slachtoffer en zijn eigen gezin. De verdachte heeft geen volledige verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden en heeft in eerste instantie ontkend de berichten en foto’s te hebben gestuurd.

De rechtbank heeft een gevangenisstraf van 31 dagen opgelegd, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uur. Bij de strafoplegging zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder reclasseringstoezicht en controle van digitale gegevensdragers, gezien de aard van de feiten en het risico op recidive.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/082029-23
vonnis van de meervoudige kamer van 22 december 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag 1] 1977 te [plaats]
wonende te [woonadres]
raadsman: mr. B.P.A. van Beers, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 december 2023, waarbij de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: een minderjarige foto's heeft toegezonden die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid dan wel dat verdachte dit heeft geprobeerd;
feit 2: heeft geprobeerd die minderjarige te verleiden tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 1 subsidiair bewezen. Verdachte heeft via Snapchat foto’s van zijn geslachtsdeel gestuurd naar de toen 11-jarige [slachtoffer] . Deze foto’s hebben niet [slachtoffer] , maar haar moeder bereikt, zodat sprake is van een poging.
Ook feit 2 kan worden bewezen. Verdachte heeft zich op social media voorgedaan als de 16-jarige [naam] en heeft in die hoedanigheid geprobeerd om [slachtoffer] te bewegen tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Feit 1 primair kan niet worden bewezen, omdat de door verdachte verzonden foto’s [slachtoffer] niet hebben bereikt. De strafbare pogingen die ten laste zijn gelegd onder feit 1 subsidiair en feit 2 kunnen evenmin worden bewezen gezien het arrest van de Hoge Raad van 4 april 2017 (ECLI:NL:HR:2017:579). Er is geen sprake van een kort tijdsverloop tussen enerzijds het berichtenverkeer tussen verdachte en [slachtoffer] en anderzijds het berichtenverkeer tussen verdachte en de moeder van [slachtoffer] . Pas 9 dagen later werd het gesprek met moeder gestart dat bovendien plaatsvond op haar initiatief. Daarnaast is geen sprake van een nauw verband tussen de door verdachte verstuurde berichten, waarbij van belang is dat in de gesprekken met [slachtoffer] niet gezinspeeld wordt op strafbare gedragingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte zich op de online platformen Snapchat en Instagram voordeed als de 16-jarige [naam] . Onder deze naam heeft verdachte op 23 januari 2023 een foto van zijn balzak en een foto van zijn penis gestuurd naar het Snapchataccount van [slachtoffer] . Verdachte wist dat [slachtoffer] 11 jaar oud was, zij was immers een vriendin van zijn dochter. Vast staat dat de foto’s niet [slachtoffer] , maar haar moeder hebben bereikt aangezien moeder de telefoon van [slachtoffer] onder zich had genomen.
De rechtbank is van oordeel dat de foto’s schadelijk zijn te achten voor personen beneden de leeftijd van 16 jaar.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van feit 1 primair nu de door verdachte verstuurde foto’s [slachtoffer] niet hebben bereikt. De rechtbank is van oordeel dat er met het sturen van de foto’s aan het Snapchataccount van [slachtoffer] wel sprake is van een poging tot het versturen van de afbeeldingen aan een persoon jonger dan 16 jaar. Dat het uiteindelijk niet [slachtoffer] , maar haar moeder was die de afbeeldingen heeft ontvangen, betekent niet dat er geen sprake is van een deugdelijke poging.
Feit 2
Op grond van de bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op 23 en 24 januari 2023 via genoemde platformen seksueel getinte berichten heeft gestuurd naar (hij dacht) [slachtoffer] . Verdachte wist dat [slachtoffer] 11 jaar oud was.
De rechtbank overweegt allereerst dat in Tekst en Commentaar bij artikel 248a van het Wetboek van Strafrecht het volgende wordt vermeld:
“Om ervoor te zorgen dat kinderen beter beschermd worden tegen benadering via internet of andere communicatiemiddelen voor seksuele doeleinden ziet de strafbaarstelling ook op het benaderen voor seksuele doeleinden van iemand die zich voordoet als iemand die de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. De daadwerkelijke betrokkenheid van een minderjarige behoeft niet te worden bewezen. Ook als de persoon die betrokken is ouder is, kan sprake zijn van een strafbare gedraging, als bewezen kan worden dat deze zich voordeed als een minderjarige”
Hieruit volgt dat het feit dat de moeder van [slachtoffer] zich voordeed als [slachtoffer] en dat zij de foto’s en berichten heeft ontvangen, niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van het tenlastegelegde. Wel is van belang dat verdachte in de veronderstelling was dat hij contact had met [slachtoffer] , wat niet ter discussie staat. Gelet op het voorgaande is irrelevant of sprake was van een kort tijdsverloop of van een nauw verband tussen de berichten zoals door de verdediging is aangevoerd.
Voor de rechtbank staat vast dat verdachte met zijn handelen opzet had om [slachtoffer] te bewegen tot het plegen van ontuchtige handelingen. De inhoud van de door hem verstuurde berichten spreekt boekdelen. Veelzeggend in dit verband zijn de berichten waarin verdachte aangeeft dat hij [slachtoffer] misschien wel iets kan leren, hoe zij zichzelf kan verwennen en dat hij haar graag iets leert. Ook vraagt hij [slachtoffer] “of zou je juist echt willen afspreken?”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ook het ten laste gelegde ‘dulden’ worden bewezen. Verdachte heeft immers meerdere keren ongevraagd foto’s naar haar gestuurd (van zijn balzak en penis) en gevraagd of [slachtoffer] nog meer foto’s van hem wilde ontvangen. Voor de rechtbank staat vast dat verdachte foto’s van zijn geslachtsdeel bedoelde gezien de op 23 januari 2023 verzonden foto’s en de context van de gevoerde conversatie.
Dat verdachte seksuele intenties had met [slachtoffer] leidt de rechtbank verder af uit zijn heimelijke gedrag. Niet alleen deed verdachte zich op social media voor als een 16-jarige, maar ook vroeg hij [slachtoffer] om een fake Instagramaccount aan te maken, waarbij hij zei dat ze dit niet moest vertellen tegen haar moeder. Verdachte heeft op 27 januari 2023 de gegevens van zijn twee telefoons gewist. Pas daarna heeft hij zich gemeld bij de politie.
Doordat verdachte zich op social media voordeed als de 16-jarige [naam] was onmiskenbaar sprake van misleiding van [slachtoffer] . Voor de rechtbank staat vast dat verdachte in deze hoedanigheid de interesse bij [slachtoffer] wilde wekken en haar vertrouwen wilde winnen.
Conclusie ten aanzien van feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen en wat hierboven is overwogen acht de rechtbank
feit 1 subsidiair wettig en overtuigend bewezen.
Conclusie ten aanzien van feit 2
Op basis van de bewijsmiddelen en dat wat hierboven is overwogen acht de rechtbank
feit 2 wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1 subsidiair
op 23 januari 2023 te Roosendaal, meermalen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een afbeelding, te weten een foto van een penis en een foto van een balzak, waarvan de vertoning schadelijk was te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar te verstrekken, aan te bieden aan een minderjarige, van wie hij, verdachte, wist dat deze jonger was dan zestien jaar, foto’s naar de telefoon van [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 2011) heeft gestuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
in de periode van 23 januari 2023 tot en met 25 januari 2023 te Roosendaal, meermalen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door misleiding, te weten door zich voor te doen als [naam] met de leeftijd van zestien jaren, die zich met een technisch hulpmiddel, te weten een mobiele telefoon, [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2011, van wie hij wist dat die de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen en van hem, verdachte, te dulden, met dat opzet
- seksueel getinte berichten heeft gezonden en
- heeft voorgesteld haar te leren hoe ze zichzelf kan verwennen en
- heeft gevraagd of ze nog meer foto’s van zijn geslachtsdeel wil ontvangen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een taakstraf van 80 uur en een gevangenisstraf van 15 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om verdachte tot niet meer te veroordelen dan een geheel voorwaardelijke straf met oplegging van de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. In geval de rechtbank dit niet afdoende vindt, wordt verzocht om hooguit een gevangenisstrafstraf op te leggen waarbij het onvoorwaardelijke strafdeel één dag is, zodat het taakstrafverbod wordt gerespecteerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot het versturen van seksueel getinte foto’s aan een minderjarige en aan een poging tot verleiding van die minderjarige. Verdachte deed zich op social media voor als de 16-jarige [naam] en zocht via de online platformen Snapchat en Instagram contact met [slachtoffer] die toen 11 jaar oud was. Verdachte stuurde foto’s van zijn geslachtsdeel naar [slachtoffer] en ook stuurde hij haar meerdere seksueel getinte berichten. Deze foto’s en berichten hebben [slachtoffer] gelukkig nimmer bereikt, maar zijn ontvangen door haar moeder. De moeder van [slachtoffer] controleerde regelmatig de social media van haar 11-jarige dochter en vertrouwde het contact met [naam] niet, waarna zij de chatgesprekken van [slachtoffer] overnam.
Het is een feit van algemene bekendheid dat seksueel grensoverschrijdend gedrag permanente schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer.
Dat de strafbare gedragingen van verdachte niet daadwerkelijk hebben geleid tot schade bij [slachtoffer] , is enkel en alleen te danken aan haar oplettende moeder die op tijd heeft ingegrepen. De rechtbank overweegt verder dat het handelen van verdachte ook grote impact zal hebben (gehad) op zijn vrouw en kinderen. [slachtoffer] was het vriendinnetje van zijn dochter en kwam geregeld bij zijn gezin thuis en bleef ook logeren. Verdachte heeft dus ook het in hem gestelde vertrouwen als echtgenoot en vader ernstig geschaad.
De rechtbank weegt verder mee dat verdachte reeds ten tijde van het plegen van de feiten zich bewust was van de verwerpelijkheid van zijn handelen. Verdachte heeft immers zelf op zitting verklaard dat hij op een gegeven moment wist dat hij op een verkeerde manier bezig was. Ook het heimelijke gedrag van verdachte rondom het contact met [slachtoffer] is in dit verband veelbetekenend. De rechtbank vindt het behoorlijk zorgwekkend dat verdachte niet uit eigen beweging is gestopt met zijn strafbare gedrag en dat hij in eerste instantie richting de moeder van [slachtoffer] en zijn eigen partner heeft ontkend de berichten en foto’s naar [slachtoffer] te hebben gestuurd. Verdachte lijkt tot op heden geen volledige verantwoordelijkheid te nemen voor zijn daden. Op vraag van de rechtbank of hij zich bewust was van de jonge leeftijd van [slachtoffer] toen hij haar de foto’s en de berichten stuurde, antwoorde hij
“Dat kan ik me niet voorstellen. Ik kan dat nooit bewust hebben gedaan, maar natuurlijk wist ik dat zij minderjarig was. Ik durf het niet te zeggen, ik weet het niet”.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Daarnaast slaat de rechtbank acht op het reclasseringsrapport van 23 november 2023 dat over verdachte is opgemaakt. Daarin wordt vermeld dat nieuwsgierigheid, behoefte aan aandacht en een onlineverslaving in het contact met vrouwen het motief voor verdachte zou zijn geweest voor het aangaan van het contact met [slachtoffer] . De leefgebieden psychosociaal functioneren, de aanwezigheid van een seksverslaving, seksuele onthouding binnen de relatie en het hebben van minimale sociale contacten komen als risicofactoren naar voren, welke nog onverminderd aanwezig zijn. Verdachte is gestart met een behandeling bij Fivoor en zowel bij Fivoor als bij de reclassering bestaan zorgen over de psychoseksuele ontwikkeling van verdachte. Verder onderzoek door Fivoor is geïndiceerd om eventueel ander seksueel deviant gedrag uit te sluiten. Een verplicht reclasseringstoezicht kan zicht houden op de delictanalyse en eventuele uitkomst. Het risico op recidive wordt ingeschat als laag-gemiddeld en geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden de meldplicht, ambulante behandeling en het vermijden van contact met minderjarigen.
De rechtbank stelt verder vast dat het taakstrafverbod (artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht) van toepassing is. Als gevolg daarvan is oplegging van een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereist.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, passend en geboden. De proeftijd zal worden vastgesteld op 2 jaar. Aan het voorwaardelijke strafdeel zal de rechtbank de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden, waaraan de rechtbank als voorwaarde toevoegt de controle van gegevensdragers gelet op de aard van het bewezenverklaarde. Gelet op de ernst van de feiten zal de rechtbank verdachte tevens veroordelen tot een taakstraf van 80 uur.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 57, 240a en 248a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan feit 1 primair;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit1 subsidiair: poging tot aanbieden van een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd;
feit 2:poging tot opzettelijk bewegen van een persoon, waarvan hij weet dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt, tot het plegen en dulden van ontuchtige handelingen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 31 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
* dat verdachte zich meldt binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Langedijk 39, 4819 EW Breda. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dit nodig vindt.
* dat verdachte zich laat behandelen door Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling is reeds gestart. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
* dat verdachte op geen enkele wijze (online) contact zoekt met minderjarigen, met uitzondering van zijn eigen kinderen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat een volwassen persoon hierbij aanwezig is en bespreekt hij dit met de reclassering en de behandelaar van Fivoor.
* dat verdachte meewerkt aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek door de reclassering. Verdachte verschaft toegang tot alle aanwezige computers, smartphones en andere digitale gegevensdragers waarop afbeeldingen kunnen worden opgeslagen of waarmee het internet kan worden benaderd. Verdachte verstrekt de wachtwoorden die nodig zijn voor deze controle. De controle op digitale gegevensdragers vindt maximaal drie keer per jaar plaats. De controle is gericht op de vraag of verdachte online contact met minderjarigen vermijdt. De controle strekt er niet toe een beeld te krijgen van het persoonlijke leven van betrokkene. De reclassering kan voor technische ondersteuning een deskundige meenemen, ook als dit een opsporingsambtenaar is die deskundig is op digitaal gebied. Bij de controle kan gebruik worden gemaakt van een hulpmiddel dat een indicatie geeft of kinderpornografisch materiaal aanwezig is;
- geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 80 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.H.A. Schnitzler, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. R.H.M. Pooyé, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.E.M. Hoezen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 december 2023.