ECLI:NL:RBZWB:2023:8995
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het verzoek om ambtshalve vermindering van inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot ondernemersfaciliteiten en inkomensafhankelijke combinatiekorting
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had op 1 juli 2021 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2018 opgelegd, waarbij de ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling waren geweigerd. Belanghebbende had bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard en als een verzoek om ambtshalve vermindering behandeld. Dit verzoek werd door de inspecteur afgewezen, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.
De rechtbank heeft op 9 november 2023 de zaak behandeld, waarbij de inspecteur vertegenwoordigd was door mr. [naam 1] en mr. [naam 2]. Belanghebbende was afwezig. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het verzoek om ambtshalve vermindering terecht heeft afgewezen. Belanghebbende heeft niet aangetoond dat zijn activiteiten een bron van inkomen vormen, aangezien er geen omzet of kosten zijn gemaakt. De rechtbank concludeert dat de inspecteur terecht heeft vastgesteld dat er geen recht op ondernemersfaciliteiten is.
Daarnaast overweegt de rechtbank dat belanghebbende ook geen recht heeft op de inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK), omdat hij in 2018 een arbeidsinkomen van nihil had en niet in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.