ECLI:NL:RBZWB:2023:8990
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de verzuimboete opgelegd aan een BV voor het niet tijdig indienen van de vennootschapsbelasting aangifte
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2023, wordt het beroep van een BV tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan de BV voor het jaar 2019 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, met een belastbaar bedrag van nihil en een verzuimboete van € 2.757. Na bezwaar werd de verzuimboete verminderd naar € 500. De rechtbank beoordeelt of deze verzuimboete terecht is opgelegd en of de inspecteur het motiveringsbeginsel en het hoorrecht heeft geschonden.
De rechtbank concludeert dat de verzuimboete terecht is opgelegd, maar dat er wel sprake is van schending van het motiveringsbeginsel en het hoorrecht. De rechtbank stelt vast dat de BV niet tijdig aangifte heeft gedaan, ondanks herinneringen en aanmaningen van de inspecteur. De rechtbank oordeelt dat de BV niet aannemelijk heeft gemaakt dat de aangiftetermijn was verlengd en dat de verantwoordelijkheid voor het tijdig indienen van de aangifte bij de BV ligt. De rechtbank wijst erop dat een conflict met de adviseur van de BV niet leidt tot afwezigheid van alle schuld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar bepaalt dat de inspecteur het griffierecht van € 365,- aan de BV moet vergoeden vanwege de schending van het motiveringsbeginsel en het recht om te worden gehoord. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.