ECLI:NL:RBZWB:2023:8916

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 23/146
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de inspecteur tot betaling van proceskosten in belastingzaak

Op 19 december 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een belanghebbende en de inspecteur van de belastingdienst. De belanghebbende had zijn beroepen tegen de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 en 2016 ingetrokken. Dit gebeurde naar aanleiding van besluiten van de inspecteur van 1 en 16 december 2022. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek van de belanghebbende om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft aangegeven dat er een proceskostenvergoeding van € 895,50 kan worden toegekend, die verdeeld dient te worden over de procedures van de belanghebbende en zijn (fiscaal) partner.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan de belanghebbende is tegemoetgekomen, omdat de inspecteur op 11 mei 2023 heeft medegedeeld de aanslagen te verminderen conform de bedragen in de beroepschriften. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en kent de belanghebbende een vergoeding van € 1.071,75 toe. Dit bedrag is berekend op basis van de proceshandelingen die de gemachtigde van de belanghebbende heeft verricht, met toepassing van de factor voor samenhang van vier of meer zaken.

De rechtbank benadrukt dat de inspecteur ook verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van tweemaal € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/146 en 23/669

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroepen tegen het besluit van de inspecteur van 1 december 2022 en 16 december 2022. Hij heeft de beroepen inzake de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2015 en 2016 met [aanslagnummer 1] H.56.01. en [aanslagnummer 2] H.66.01. ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat er een proceskostenvergoeding kan worden toegekend van in totaal € 895,50. 1 punt voor het indienen van de beroepschriften met een wegingsfactor 1,5 wegens samenhang van vier of meer zaken en verdeeld dient te worden over de procedures van belanghebbende en de procedures van zijn (fiscaal) partner met zaaknummers BRE 23/1067 en 23/2544. Dat komt neer op een proceskostenvergoeding van € 223,87 per zaaknummer.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 11 januari 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De inspecteur heeft op 11 mei 2023 medegedeeld de aanslagen te verminderen conform de bedragen in de beroepschriften. Hiermee is de inspecteur tegemoetgekomen aan de beroepen van belanghebbende.
Welk bedrag aan proceskosten moet de inspecteur aan belanghebbende vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. Belanghebbende heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. In bezwaar heeft elke proceshandeling een waarde van € 296,-. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. Belanghebbende heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De gemachtigde heeft een bezwaarschrift ingediend, een hoorzitting bijgewoond en een beroepschrift ingediend. Wegens samenhang van vier of meer zaken is op de waarde de factor 1,5 toegepast. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.143,50. De proceskostenveroordeling zal, vanwege samenhang met de zaken van de (fiscaal) partner, gelijkelijk over deze belanghebbenden worden verdeeld.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van tweemaal € 50,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 1.071,75 aan proceskosten aan belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 19 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.