ECLI:NL:RBZWB:2023:8915

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 22/4625
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak afgewezen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 december 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had haar beroep tegen het besluit van de inspecteur van 9 september 2022 ingetrokken, waarin de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020 was vastgesteld. De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de inspecteur heeft aangegeven dat hij tegemoet is gekomen aan de belanghebbende door hogere heffingskortingen toe te kennen en de aanslag aan te passen.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de inspecteur tegemoet is gekomen aan de belanghebbende, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De belanghebbende verzoekt om vergoeding van kosten voor diensten van een accountant, maar de rechtbank concludeert dat er geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er zijn geen proceskosten aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Daarom wijst de rechtbank het verzoek als kennelijk ongegrond af.

De rechtbank wijst er wel op dat de inspecteur verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden, en dat de belanghebbende zich hiervoor tot de inspecteur moet wenden. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4625

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het besluit van de inspecteur van 9 september 2022. Zij heeft het beroep, inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2020 met [aanslagnummer] H.06.01.
1.1.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat .
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 3 oktober 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen het bestreden besluit waarin het bezwaar van belanghebbende ongegrond is verklaard. De inspecteur heeft op 9 januari 2023 medegedeeld dat belanghebbende toch recht heeft op hogere heffingskortingen en zal de aanslag aanpassen. Hiermee is de inspecteur tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Moet de inspecteur de proceskosten van belanghebbende vergoeden?
5. De inspecteur is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Belanghebbende verzoekt om vergoeding van gemaakte kosten voor diensten van een accountant, maar uit de stukken is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat er sprake is geweest van beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het beroepschrift is ook niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent. Verder is ook niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 19 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.