Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het besluit
1. Eiseres ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Op 6 januari 2021 heeft zij zich vanuit de WW ziekgemeld. Het UWV heeft met ingang van 7 april 2021 aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten.
2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden. Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven. De datum in geding is 2 mei 2022.
3. Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Onderzoek verzekeringsartsen
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
5. De verzekeringsarts heeft eiseres op 18 maart 2022 gezien. Hij heeft gerapporteerd dat er geen indicatie bestaat voor een urenbeperking. Eiseres wordt beperkt geacht voor zware lichamelijke belasting. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 18 maart 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat de primaire verzekeringsarts de klachten en beperkingen van eiseres niet heeft onderschat. Er is volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om het oordeel van de primaire verzekeringsarts en de opgestelde FML te wijzigen.
6. Eiseres heeft tegen het medisch oordeel aangevoerd dat het UWV niet of nauwelijks een medisch fysiek onderzoek heeft gedaan. Het UWV heeft geen deskundigenoordeel van een specialist gevraagd. Rapportages van specialisten zijn terzijde gelegd. Zij is van mening door de pijn niet langdurig te kunnen zitten, lopen en concentreren. Inmiddels is uit een botscan gebleken dat er sprake is van serieuze slijtage aan haar heupen en dat de linkerheup vervangen moet worden. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres medische stukken en een lijst met onderzoeken en behandelingen over de laatste jaren, overgelegd. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijk specialist in te schakelen.
Hebben de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig onderzoek gedaan?
7. Uit de weergave van de onderzoeksgegevens in het rapport van de primaire verzekeringsarts van 18 maart 2022 blijkt dat de verzekeringsarts de beschikbare medische informatie heeft bestudeerd en dat hij een eigen lichamelijk onderzoek heeft verricht. Dat onderzoek heeft in ieder geval bestaan uit een onderzoek van de nek, de rug, het bekken, de heup, knie en de schouders, ellebogen en polsen. Eiseres wordt daarom niet gevolgd in haar stelling dat er niet of nauwelijks een fysiek onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts heeft zijn bevindingen bij het lichamelijk onderzoek weergegeven in de rapportage en daaruit conclusies getrokken voor de beperkingen die moeten worden aangenomen.
8. De enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b niet ook een lichamelijk onderzoek heeft gedaan, kan niet tot de conclusie leiden dat alleen daarom al sprake is van onzorgvuldige besluitvorming in bezwaar. De verzekeringsarts b&b heeft in zijn rapporten van 15 mei 2023 en 2 oktober 2023 toereikend gemotiveerd waarom een eigen lichamelijk onderzoek niet noodzakelijk was. In zijn rapport van 15 mei 2023 heeft hij ook inzichtelijk gemotiveerd waarom de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen toereikend zijn. Uit het rapport van 2 oktober 2023 blijkt dat bij deze afweging ook de informatie van de sportarts is betrokken. Deze sportarts heeft een inspanningsonderzoek gedaan. De resultaten van dat inspanningsonderzoek zijn dus betrokken bij de beoordeling door de verzekeringsartsen. De rechtbank volgt eiseres dan ook niet in haar ter zitting naar voren gebrachte stelling dat de verzekeringsartsen een eigen inspanningsonderzoek hadden moeten verrichten.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt verder dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten, waaronder de heupklachten, gewrichtsklachten en de pijnklachten.
Wat betekent de nieuwe ziekmelding voor de onderhavige beoordeling?
10. De rechtbank stelt voorop dat het bij de huidige beoordeling gaat om de vraag of de beperkingen per 2 mei 2022 juist zijn vastgesteld. Het feit dat eiseres inmiddels na een nieuwe ziekmelding per 14 oktober 2022 weer geaccepteerd is in de ZW maakt niet dat geoordeeld moet worden dat de beperkingen per 2 mei 2022 onjuist zijn vastgesteld. Los van het feit dat er bijna een half jaar is verstreken, blijkt uit het onderzoek dat naar aanleiding van de nieuwe ziekmelding heeft plaatsgevonden dat de beperkingen van eiseres zijn toegenomen per 14 oktober 2022. Eiseres heeft immers zelf tijdens het spreekuur van 30 januari 2023 verklaard dat de pijn flink is toegenomen en haar beweeglijkheid fors is verminderd ten opzichte van de beoordeling van 18 maart 2022. Ook uit het dagverhaal blijkt dat eiseres minder actief is ten tijde van haar nieuwe ziekmelding dan tijdens het onderzoek op 18 maart 2022. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verzekeringsarts b&b voldoende heeft gemotiveerd dat de beperkingen die zijn aangenomen bij de nieuwe ziekmelding niet ook al per de datum in geding aanwezig zijn.
Geeft de in beroep ingebrachte medische informatie aanleiding te twijfelen aan het oordeel van de verzekeringsartsen?
11. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat een deel van de overgelegde informatie al bekend was en betrokken is bij de beoordeling door de verzekeringsartsen. Nieuw is de informatie van de orthopedisch chirurg van 22 juni 2023. In die informatie wordt vermeld dat er sprake is van forse coxartrose van de linkerheup en dat eiseres op de wachtlijst is geplaatst voor een nieuwe heup. Uit deze informatie volgt echter niet dat er ten tijde in geding sprake was van toegenomen beperkingen. Zoals de verzekeringsarts b&b terecht heeft opgemerkt werd eiseres al fors beperkt in de rubrieken dynamische en statische belasting. Het feit dat er nu een (andere) diagnose is gesteld voor een deel van de pijnklachten maakt niet dat er meer of andere beperkingen moeten worden aangenomen. Naar vaste rechtspraak is immers niet een diagnose bepalend voor de vraag of een betrokkene al dan niet arbeidsongeschikt is, maar diens beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek.Het verzoek van eiseres om een onafhankelijk deskundige onderzoek te laten verrichten, wordt daarom afgewezen.
12. Omdat geen aanleiding bestaat te twijfelen aan de aangenomen beperkingen zal de rechtbank bij de verdere beoordeling uitgaan de van de belastbaarheid zoals deze is neergelegd in de FML van 18 maart 2002.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
13. Een arbeidsdeskundige van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: receptionist (Sbc-code 315120), administratief medewerker (Sbc-code 315133) en telefonist (Sbc-code 315174).
14. Eiseres heeft tegen de arbeidskundige beoordeling aangevoerd dat zij geen persoonlijk contact heeft gehad met de arbeidsdeskundige. Het besluit is daarom gebaseerd op aannames, aldus eiseres.
15. De rechtbank overweegt dat de arbeidsdeskundige niet verplicht is om eiseres te zien voorafgaand of na de functieduiding. De arbeidsdeskundige mag uitgaan van de belastbaarheid zoals deze is neergelegd in de FML. Eiseres heeft ook niet onderbouwd waarom het in haar geval noodzakelijk was dat de arbeidsdeskundige haar had moeten zien. Ook haar stelling dat het besluit is gebaseerd op aannames is niet verder onderbouwd. Niet gesteld of gebleken is dat de informatie waarvan de arbeidsdeskundige is uitgegaan (zoals opleiding of werkervaring) onjuist is.
16. De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat de medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 12 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
17. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd per 2 mei 2022.