ECLI:NL:RBZWB:2023:8896

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 23/1564
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens overschrijding van de beroepstermijn in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende, een B.V. uit [plaats], tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst van 5 april 2022 behandeld. Het beroep betreft een naheffingsaanslag voor de belasting op personenauto's en motorrijwielen. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval eindigde de termijn op 17 mei 2022. De rechtbank ontving het beroepschrift pas op 28 februari 2023, wat betekent dat het niet tijdig was ingediend.

De rechtbank overweegt dat de belanghebbende stelt dat hij op 5 mei 2022 een beroepschrift per gewone post heeft verzonden, maar dat er geen overtuigend bewijs is geleverd dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd. De rechtbank wijst erop dat de risico's van de verzending voor rekening van de verzender komen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van het beroep niet aan de orde komt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/1564

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V., uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. S.M. Bothof),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 5 april 2022. Het beroep ziet op de naheffingsaanslag Belasting personenauto’s en motorrijwielen met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat het te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. [2] Maar als de dagtekening een datum is vóór de datum waarop de uitspraak op bezwaar is verzonden, begint deze termijn op de dag na de dag van verzending.
Een beroepschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [3] Wanneer het beroepschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [4] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [5] Die voorwaarden zijn dat het beroepschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij de rechtbank is ontvangen. Als op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het beroepschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het beroepschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de beroepstermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het beroepschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [6]
Is het beroep te laat ingediend?
4. Vast staat dat de dagtekening van de uitspraak op bezwaar 5 april 2022 is. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat de verzending ervan later dan die datum heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde dus op 17 mei 2022.
4.1.
De rechtbank heeft niet eerder dan per e-mail van 28 februari 2023 een beroepschrift ontvangen. Belanghebbende stelt dat hij op 5 mei 2022 per gewone post een beroepschrift aan de rechtbank heeft verzonden. De rechtbank acht geen feiten aannemelijk gemaakt waaruit volgt dat belanghebbende op 5 mei 2022 het beroepschrift heeft verzonden. De handgeschreven dossieraantekeningen van de gemachtigde en een schermafdruk met daarop informatie over de datum waarop een document is afgedrukt zijn niet voldoende om te concluderen dat het beroepschrift op de gestelde datum is verzonden. Als uitgangspunt geldt als datum van binnenkomst dan ook 28 februari 2023. Het beroepschrift is dan niet tijdig ingediend
4.2.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de brief aan de ontvanger met het verzoek om uitstel van betaling wegens het instellen van beroep aan te merken als een beroepschrift. Die brief is niet anders op te vatten dan een verzoek om uitstel. Juist volgt uit de inhoud van het uitstelverzoek dat belanghebbende die brief zelf ook niet als beroepschrift opvat.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
Belanghebbende heeft aangevoerd dat er problemen zijn geweest met de postbezorging die niet aan hem toegerekend kunnen worden. De rechtbank verwerpt deze stelling, aangezien deze op geen enkele wijze is onderbouwd. Mocht het zo zijn dat er inderdaad sprake is geweest van een probleem bij de postbezorgingsdienst, blijft het zo dat het risico van (de wijze van) verzending voor rekening van de verzender komt.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.
3.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
4.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
5.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
6.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.