ECLI:NL:RBZWB:2023:8894

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 23/2604
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van de inspecteur tot betaling van proceskosten in bestuursrechtelijke zaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om veroordeling van de inspecteur in de proceskosten beoordeeld. De belanghebbende had eerder zijn beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 31 maart 2023 ingetrokken, waarbij het ging om de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2021. De rechtbank heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de inspecteur akkoord ging met de opgegeven kosten.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe, omdat de inspecteur geheel tegemoet is gekomen aan de belanghebbende door een administratieve fout te corrigeren. De rechtbank legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan de indiener is tegemoetgekomen, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de inspecteur de juiste arbeidskorting alsnog zal toepassen, wat betekent dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten.

De rechtbank kent een vergoeding van € 837 toe voor de rechtsbijstand door de gemachtigde van de belanghebbende, die een beroepschrift heeft ingediend. Daarnaast moet de inspecteur het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50 vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak, dat binnen zes weken na verzending kan worden ingediend.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2604

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. A.L. van den Bergh),
en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 31 maart 2023. Hij heeft het beroep inzake de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2021 met [aanslagnummer] H.16.01. ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft de inspecteur in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De inspecteur heeft de rechtbank meegedeeld dat hij akkoord gaat met de opgegeven kosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 26 april 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De inspecteur heeft op 15 mei 2023 medegedeeld dat bij de verwerking van de uitspraak op bezwaar een administratieve fout is gemaakt. De juiste arbeidskorting zal alsnog worden toegepast. Hiermee is de inspecteur tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Welk bedrag aan proceskosten moet de inspecteur aan belanghebbende vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Belanghebbende krijgt een vergoeding van zijn proceskosten. De inspecteur moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt belanghebbende een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 837,‑. Omdat aan belanghebbende een toevoeging is verleend, moet de inspecteur deze vergoeding betalen aan de gemachtigde. Anders dan de inspecteur lijkt te menen, betekent dit niet dat de proceskostenvergoeding beperkt blijft tot de eigen bijdrage van belanghebbende. De rechtbank wijst in dat verband op de tekst van artikel 8:75, tweede lid van de Awb.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur tot betaling van € 837 aan proceskosten aan de gemachtigde van belanghebbende.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.