ECLI:NL:RBZWB:2023:8893

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 22/4171
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten afgewezen. De belanghebbende had eerder zijn beroep tegen de naheffingsaanslag parkeerbelasting ingetrokken, nadat de heffingsambtenaar op 18 augustus 2022 het bezwaar gegrond had verklaard en de naheffingsaanslag had vernietigd. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding, maar er is geen reactie ontvangen.

De rechtbank overweegt dat, om in de proceskosten te kunnen worden veroordeeld, het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift moet zijn tegemoetgekomen. In dit geval is de heffingsambtenaar niet tegemoetgekomen aan de belanghebbende, aangezien de naheffingsaanslag al was vernietigd bij de uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2022. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten, omdat het enige geschilpunt in beroep de kostenvergoeding voor de bezwaarfase betreft, waarover geen tegemoetkoming is gegeven.

Daarom wijst de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk ongegrond af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4171

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , België, belanghebbende,

(gemachtigde: mr. I.N.D.J. Rissema),
en

De heffingsambtenaar van de gemeente Breda, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de heffingsambtenaar in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen het besluit van de heffingsambtenaar van 18 augustus 2022. Hij heeft het beroep inzake de naheffingsaanslag parkeerbelasting met [aanslagnummer] ingetrokken.
1.1.
De rechtbank heeft de heffingsambtenaar in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De heffingsambtenaar heeft hierop niet gereageerd.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de heffingsambtenaar aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de heffingsambtenaar geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Met dagtekening 18 augustus 2022 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard, de naheffingsaanslag vernietigd en het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.
4.2.
Op 30 augustus 2023 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Belanghebbende heeft naar aanleiding van de brief van de heffingsambtenaar van 29 november 2022 het beroep ingetrokken. In de brief van 29 november 2023 geeft de heffingsambtenaar aan dat de naheffingsaanslag vernietigd zal worden.
4.3.
Hiermee is de heffingsambtenaar niet tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende, omdat de naheffingsaanslag al was vernietigd bij uitspraak op bezwaar van 18 augustus 2023. Gelet op de stukken lijkt het enige geschilpunt in beroep de kostenvergoeding voor de bezwaarfase te zijn. Nu er geen sprake is van tegemoetkoming op dat punt, bestaat er geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
4.4.
De rechtbank wijst het verzoek daarom als kennelijk ongegrond af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).