ECLI:NL:RBZWB:2023:8885

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 22/5448
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake loonheffing over het tijdvak juli 2019

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. Het beroep betreft de inhouding van loonheffing over de periode van 1 juli 2019 tot en met 31 juli 2019. De inspecteur had het bezwaar van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het bezwaar inderdaad te laat is ingediend en dat de belanghebbende niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, wat leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is.

De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 11 september 2019, terwijl het bezwaarschrift pas op 20 september 2022 door de inspecteur is ontvangen. De rechtbank wijst erop dat de belanghebbende wel in staat was om binnen de wettelijke bezwaartermijn bezwaar te maken, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat de termijnoverschrijding niet verontschuldigbaar is, en dat er geen aanleiding is om het bezwaar alsnog te behandelen.

Daarnaast verklaart de rechtbank zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de ambtshalve beslissing van de inspecteur, aangezien dergelijke beslissingen niet voor bezwaar en beroep vatbaar zijn. De rechtbank besluit het beroep ongegrond te verklaren en het bestreden besluit in stand te laten. Er wordt geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , [land] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 3 november 2022. Het beroep ziet op de inhouding van loonheffing over het tijdvak 1 juli 2019 tot en met 31 juli 2019 met [kenmerk] alsmede de tegelijk genomen beslissing om niet ambtshalve loonheffing terug te geven.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk ongegrond is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De inspecteur heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het bezwaar niet tijdig was ingediend. De rechtbank komt tot het oordeel dat het bezwaar te laat is ingediend en het te laat indienen niet verschoonbaar is. De inspecteur heeft het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
Toetsingskader
3. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. [1] Deze termijn begint op de dag na de van de voldoening, de inhouding of de afdracht.
Een bezwaarschrift is op tijd ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. [2] Wanneer het bezwaarschrift (aangetekend of niet-aangetekend) met de gewone post [3] wordt verstuurd, is het bij ontvangst na het einde van de termijn onder voorwaarden ook tijdig ingediend. [4] Die voorwaarden zijn dat het bezwaarschrift voor het einde van de termijn op de post is gedaan én het niet later dan een week na afloop van de termijn bij het bestuursorgaan is ontvangen. Als op de enveloppe een leesbaar poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift op die dag op de post is gedaan. De rechtbank wijkt alleen van dit uitgangspunt af als de indiener van het bezwaarschrift aannemelijk maakt dat het op een eerdere datum op de post is gedaan. Als op de enveloppe geen (leesbaar) poststempel is geplaatst, neemt de rechtbank in beginsel aan dat het bezwaarschrift tijdig op de post is gedaan als het de eerste of tweede werkdag na de bezwaartermijn is ontvangen. De rechtbank wijkt alleen van dit laatste uitgangspunt af als op grond van vaststaande feiten aannemelijk is dat het bezwaarschrift later dan de laatste dag van de termijn op de post is gedaan.
3.1.
Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, kan het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is anders als het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift verontschuldigbaar is. Dan laat het bestuursorgaan niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege. [5]
Is het bezwaarschrift te laat ingediend?
4. Vast staat dat de voldoening, de inhouding of de afdracht op uiterlijk 31 juli 2019 heeft plaatsgevonden. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde dus op 11 september 2019.
4.1.
Het bezwaarschrift is bij de inspecteur ontvangen op 20 september 2022. Dat is later dan de tweede werkdag na afloop van de bezwaartermijn. Het bezwaarschrift is dus niet tijdig ingediend.
Is het te laat indienen verontschuldigbaar?
5. Belanghebbende stelt pas in februari 2022 een belastingaanslag te hebben gekregen in België. Door deze aanslag is belanghebbende tot de conclusie gekomen dat er twee keer belasting geheven over hetzelfde bedrag. Volgens belanghebbende is het in Nederland goed afgehandeld door de Belastingdienst en dient de Belgische fiscus geen belasting te heffen over een in Nederland uitgeoefende dienstbetrekking. Belanghebbende is van mening dat de Belastingdienst deze kwestie dient af te handelen met de Belgische fiscus.
5.1.
Dat is geen verontschuldiging voor dit verzuim. Artikel 6:11 van de Awb ziet op gevallen waarin de belanghebbende redelijkerwijs niet in staat was tegen een besluit tijdig een rechtsmiddel aan te wenden. Niet in geschil is dat belanghebbende wel in staat was om binnen de wettelijke bezwaartermijn tegen de inhouding bezwaar te maken, maar dat niet heeft gedaan omdat hij daartoe geen reden zag. Pas later is die reden opgekomen. Een nadien opgekomen reden zorgt er niet voor dat een termijnoverschrijding waar geen goede reden voor was, toch verontschuldigbaar wordt.
Ter informatie
5.2.
Uit het voorgaande volgt dat aan een behandeling van het inhoudelijke geschil niet wordt toegekomen. Het geschilpunt kan wel aan de orde worden gesteld in een procedure tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV), namelijk via een bezwaarschrift (bezwaartermijn zes weken na bekendmaking van de aanslag IB/PVV) of een verzoek om ambtshalve vermindering (binnen vijf jaar na het einde van het belastingjaar).
Ambtshalve beslissing
6. De inspecteur heeft in zijn brief van 3 november 2022 ook een ambtshalve beoordeling gegeven.
7. Voor zover het beroep is gericht tegen deze beslissing, verklaart de rechtbank zich kennelijk onbevoegd. Het gaat namelijk om beslissing op grond van artikel 65 van de AWR. Dergelijke beslissingen zijn niet voor (bezwaar en) beroep vatbaar. Rechtsmiddelen tegen dergelijke beslissingen kunnen worden aangewend bij de civiele rechter.

Conclusie en gevolgen

8. Het bezwaar is daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- verklaart zich onbevoegd voor zover het beroep ziet op de ambtshalve beslissing.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit volgt uit artikel 6:7 van de Awb.
2.Dit volgt uit artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
3.Onder gewone post wordt verstaan door PostNL of door ieder ander bij de Autoriteit Consument en Markt geregistreerd postvervoerbedrijf.
4.Dit volgt uit artikel 6:9, tweede lid, van de Awb.
5.Dit volgt uit artikel 6:11 van de Awb.