ECLI:NL:RBZWB:2023:8882

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 22/4280
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding afgewezen. De belanghebbende had zijn verzoek ingediend bij de intrekking van zijn beroep tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst, die betrekking hadden op aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 tot en met 2019. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling.

De rechtbank overweegt dat, hoewel de inspecteur op 11 oktober 2022 heeft bevestigd dat de correcties van de aangiften worden herzien en de aanslagen conform de aangiften worden vastgesteld, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit komt omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur wel verplicht is het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

De rechtbank concludeert dat de verzoeken van de belanghebbende om vergoeding van kosten in verband met tijdverzuim voor het lezen of schrijven van stukken niet kunnen worden toegewezen, en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk ongegrond af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4280 tot en met 22/4283

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van belanghebbende om een veroordeling van de inspecteur in de proceskosten. Belanghebbende heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 4 augustus 2022. Het beroep ziet op de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 2016 tot en met 2019
1.1.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de inspecteur aan belanghebbende tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de inspecteur geheel of gedeeltelijk aan belanghebbende is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 9 september 2022 heeft belanghebbende beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraken op bezwaar. De inspecteur heeft bij brief van 11 oktober 2022 bevestigd dat de correcties van de aangiften worden herzien en de aanslagen conform de aangiften worden vastgesteld. Hiermee is de inspecteur tegemoetgekomen aan het beroep van belanghebbende.
Moet de inspecteur de proceskosten van belanghebbende vergoeden?
5. De inspecteur is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van belanghebbende, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent (wat belanghebbende zelf ook heeft bevestigd) en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank begrijpt dat belanghebbende om vergoeding van kosten verzoekt in verband met de tijd die hij kwijt is geweest aan de voorbereiding en het opstellen van stukken. Een proceskostenvergoeding kan echter niet worden gevraagd voor het tijdverzuim in verband met het lezen of het schrijven van stukken. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt belanghebbende een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de inspecteur verplicht is het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. [3] . Belanghebbende moet zich hiervoor dan ook tot de inspecteur wenden.
Dan

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van N. Plasman, griffier, op 15 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.