ECLI:NL:RBZWB:2023:8874

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE 23_11610
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in belastingzaak met betrekking tot invorderingsmaatregelen

Op 11 december 2023 heeft verzoeker digitaal een verzoek ingediend voor het instellen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerder opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 door de inspecteur, waartegen verzoeker bezwaar had gemaakt. Het bezwaar werd afgewezen, waarna verzoeker beroep instelde bij de rechtbank onder zaaknummer BRE 23/3173. Hangende dit beroep verzocht verzoeker de voorzieningenrechter om de Belastingdienst te veroordelen tot schadevergoeding, de werking van de aanslag te schorsen en de invordering van de aanslag te verbieden, met dwangsommen voor overtredingen van deze geboden.

De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het verzoek ontvankelijk geacht, maar zich vervolgens onbevoegd verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker bij de ontvanger uitstel van betaling kan aanvragen en dat een voorlopige voorziening niet geschikt is om de rechtmatigheid van de aanslag te beoordelen. De rechtbank heeft het verzoekschrift niet doorgestuurd naar de civiele rechter, omdat er onvoldoende informatie was over de noodzaak van vertegenwoordiging door een advocaat.

De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing genomen om zich onbevoegd te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier mr. W.C.C. Koreman-de Bok, op 19 december 2023, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11610

uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 december 2023 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats] , verzoeker,

en

De ontvanger van de Belastingdienst, de ontvanger.

Ontstaan en loop van het geding

1. Op 11 december 2023 heeft verzoeker digitaal een verzoek ingediend voor het instellen van een voorlopige voorziening.
2. De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 7 januari 2023 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 opgelegd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Dit bezwaar heeft de inspecteur afgewezen en daartegen heeft verzoeker beroep ingesteld. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer BRE 23/3173.
3. Hangende dat beroep verzoekt verzoeker de voorzieningenrechter om:
  • i) de werking en/of de tenuitvoerlegging van de betreffende aanslag en/of uitspraak op bezwaar te schorsen;
  • ii) de Belastingdienst te verbieden om de invordering van de betreffende aanslag voort te zetten, zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van 1 miljoen euro per overtreding van dat gebod;
  • iii) de Belastingdienst te gebieden de reeds ten laste van verzoeker genomen
invorderingsmaatregelen ongedaan te maken, eveneens op straffe van een
dwangsom ter hoogte van 1 miljoen per overtreding van dat gebod;
( iv) de Belastingdienst te veroordelen tot vergoeding van alle door verzoeker reeds geleden en/of nog te lijden schade als gevolg van de in deze kwestie door verzoeker aan de
Belastingdienst verweten gedragingen, daaronder begrepen (im)materiële schade, kosten
voor rechtsbijstand, proceskosten, (wettelijke) rente, nakosten en overige kosten;
( v) verzoeker in de gelegenheid te stellen om uiterlijk ter zitting nadere stukken ter onderbouwing van zijn klachten in het geding te brengen.

Karakter voorlopige voorziening

4. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb gelden daarbij de voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
4.1.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

5. De rechtbank acht het verzoek ontvankelijk en gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat aan de vereisten van connexiteit is voldaan.
6. De verzoeken van verzoeker zien op het opheffen van de gevolgen van de vastgestelde aanslag IB/PVV 2015 door het schorsen van de door de ontvanger ingezette invorderingsmaatregelen.
De invordering van belastingen wordt uitgevoerd met toepassing van de Invorderingswet 1990 door de ontvanger van de Belastingdienst. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over een besluit dat is genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Voor bepaalde besluiten wordt een uitzondering gemaakt. In die gevallen is de belastingrechter wel bevoegd. De beslissingen van de invorderingsambtenaar over de invordering van belastingaanslagen vallen niet onder een van de uitzonderingen. Ook de beslissingen van de ontvanger van de Belastingdienst tot eventuele betekening van beslag en de tenuitvoerlegging van een dwangbevel zijn niet als zodanig aangemerkt. In deze gevallen kan uitsluitend een vordering bij de civiele rechter worden ingesteld. Een geschil met de ontvanger van de Belastingdienst over de rechtmatigheid van een door de ontvanger gelegd beslag kan belanghebbende eveneens voorleggen aan de civiele rechter. [1] Dat geldt dan ook voor de daarmee samenhangende verzoeken omtrent schadevergoedingen, kosten en rente. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard.
7. De rechtbank heeft het verzoekschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter. Voor een procedure bij de civiele rechter is, in een aantal gevallen, vertegenwoordiging door een advocaat verplicht. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om te beoordelen of dit ook in dit geval zo is.
8. De voorzieningenrechter merkt op dat verzoeker bij de ontvanger uitstel van betaling kan vragen gelet op de lopende beroepsprocedure. Voorts is een voorlopige voorziening niet geschikt om de rechtmatigheid van de aanslag te beoordelen. Daarvoor is de beroepsprocedure de gangbare weg.
9. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. W.C.C. Koreman-de Bok, griffier, op 19 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Artikel 17 van de Invorderingswet 1990.