Op 11 december 2023 heeft verzoeker digitaal een verzoek ingediend voor het instellen van een voorlopige voorziening. Dit verzoek volgde op een eerder opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 door de inspecteur, waartegen verzoeker bezwaar had gemaakt. Het bezwaar werd afgewezen, waarna verzoeker beroep instelde bij de rechtbank onder zaaknummer BRE 23/3173. Hangende dit beroep verzocht verzoeker de voorzieningenrechter om de Belastingdienst te veroordelen tot schadevergoeding, de werking van de aanslag te schorsen en de invordering van de aanslag te verbieden, met dwangsommen voor overtredingen van deze geboden.
De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het verzoek ontvankelijk geacht, maar zich vervolgens onbevoegd verklaard. Dit was gebaseerd op het feit dat de belastingrechter niet bevoegd is om te oordelen over besluiten die zijn genomen op grond van de Invorderingswet 1990, tenzij er sprake is van specifieke uitzonderingen. De voorzieningenrechter merkte op dat verzoeker bij de ontvanger uitstel van betaling kan aanvragen en dat een voorlopige voorziening niet geschikt is om de rechtmatigheid van de aanslag te beoordelen. De rechtbank heeft het verzoekschrift niet doorgestuurd naar de civiele rechter, omdat er onvoldoende informatie was over de noodzaak van vertegenwoordiging door een advocaat.
De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing genomen om zich onbevoegd te verklaren. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, in aanwezigheid van griffier mr. W.C.C. Koreman-de Bok, op 19 december 2023, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie.