ECLI:NL:RBZWB:2023:8864

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE-22_5555
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging uit handelsregister

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023, wordt het beroep van [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 november 2022 betreffende de WOZ-beschikking 2021 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen juiste machtiging heeft ingediend, vergezeld van een uittreksel uit het handelsregister. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, waardoor de rechtbank niet kan beoordelen of de afgegeven machtiging is verstrekt door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder.

De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. In dit geval heeft mr. D.A.N. Bartels geen machtiging bijgevoegd bij het beroepschrift, wat noodzakelijk is om aan te tonen dat hij bevoegd is om het beroep in te stellen. Ondanks verzoeken van de rechtbank om dit verzuim te herstellen, is er geen uittreksel uit het handelsregister overgelegd. Hierdoor kan de rechtbank niet vaststellen of de afgegeven machtiging geldig is.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Daarnaast heeft mr. D.A.N. Bartels verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens een onredelijk lange procedure, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat niet kan worden vastgesteld dat [belanghebbende] daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank wijst ook het verzoek om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] ., gevestigd te [plaats 1]

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [belanghebbende] . (hierna: [belanghebbende] ) tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 22 november 2022, betreffende de WOZ-beschikking 2021 met [aanslagnummer] voor het object [adres] te [plaats 2] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen juiste machtiging heeft ingediend, vergezeld van een uittreksel uit het handelsregister en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een juiste machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [belanghebbende] . Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens [belanghebbende] . De rechtbank heeft hem bij brief van 2 december 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij een uittreksel uit het handelsregister te overleggen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
4.1.
Bij brief van 5 december 2022 wordt een volmacht toegezonden ondertekend door [naam] . Omdat geen uittreksel uit het handelsregister is overgelegd wordt hiertoe nogmaals een verzoek gedaan bij aangetekende brief van 16 februari 2023.
4.2.
Bij brief van 21 februari 2023 wordt een niet op naam gestelde en niet ondertekende volmacht ingediend.
4.3.
Omdat [belanghebbende] een niet-natuurlijk persoon is en er geen uittreksel uit het handelsregister is overgelegd, kan niet worden beoordeeld of de afgegeven machtiging is afgegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
4.4.
Mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding
5.1.
Mr. D.A.N. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [belanghebbende] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [belanghebbende] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank;
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.