ECLI:NL:RBZWB:2023:8863

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE-21_3957
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging uit handelsregister

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023, wordt het beroep van [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland behandeld. Het beroep betreft de WOZ-beschikking 2020. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen juiste machtiging heeft ingediend. Dit verzuim is niet tijdig hersteld, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om een uittreksel uit het handelsregister te overleggen. De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Het ontbreken van een uittreksel uit het handelsregister maakt het onmogelijk om te beoordelen of de afgegeven machtiging is gegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder. De rechtbank wijst ook het verzoek om immateriële schadevergoeding af, omdat niet is vastgesteld dat [belanghebbende] daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3957

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats 1] ,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen -Duiveland, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [belanghebbende] (hierna: [belanghebbende] ) tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 9 september 2021, betreffende de WOZ-beschikking 2020 met [aanslagnummer] voor het object [adres] te [plaats 2] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen juiste machtiging heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [belanghebbende] . Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens [belanghebbende] . De rechtbank heeft hem bij brief van 27 september 2021 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij een uittreksel uit het handelsregister te overleggen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
5. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 30 november 2021.
6. Bij brief van 23 december 2021 overlegt mr. D.A.N. Bartels een volmacht. Omdat er geen uittreksel(s) uit het handelsregister is overgelegd wordt dit verzoek herhaald bij aangetekende brief van 22 november 2022.
7. Bij brief van 25 november 2022 overlegt mr. D.A.N. Bartels wederom de eerder ingediende volmacht, maar geen uittreksel(s) uit het handelsregister.
8. Omdat [belanghebbende] een niet-natuurlijk persoon is en er geen uittreksel uit het handelsregister is overgelegd, kan niet worden beoordeeld of de afgegeven machtiging is afgegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
9. Mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding
11. Mr. D.A.N. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [belanghebbende] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [belanghebbende] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning of frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.