ECLI:NL:RBZWB:2023:8861

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE-23_1203_tm_1205
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken machtiging in belastingzaak

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023, wordt de niet-ontvankelijkheid van de beroepen van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 februari 2023 beoordeeld. De rechtbank oordeelt dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen juiste machtiging heeft ingediend en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft de gemachtigde eerder verzocht om een machtiging en een uittreksel uit het handelsregister te overleggen, maar de ingediende stukken voldeden niet aan de vereisten.

De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. In dit geval heeft mr. D.A.N. Bartels geen geldige machtiging overgelegd, waardoor de rechtbank niet in staat is om het beroep inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank concludeert dat de beroepen niet-ontvankelijk zijn, wat betekent dat de uitspraken op bezwaar in stand blijven. Daarnaast heeft mr. D.A.N. Bartels verzocht om vergoeding van immateriële schade, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat niet is vastgesteld dat [belanghebbende] B.V. daadwerkelijk beroep wenste in te stellen.

De rechtbank besluit de beroepen niet-ontvankelijk te verklaren en wijst de verzoeken om immateriële schadevergoeding af. Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/1203 tot en met 23/1205

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V. , gevestigd te [plaats 1] ,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over de beroepen van [belanghebbende] B.V. tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 13 februari 2023, betreffende de WOZ-beschikkingen van de panden [adres 1] , [adres 2] en [adres 3] te [plaats 2] .
1.1.
Omdat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen kennelijk niet-ontvankelijk zijn omdat mr. D.A.N. Bartels geen juiste machtiging heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. De beroepschriften zijn ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [belanghebbende] B.V. Hij heeft bij de beroepschriften echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om deze de beroepen in te stellen namens [belanghebbende] B.V. De rechtbank heeft hem bij brief van 21 februari 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij een uittreksel uit het handelsregister toe te sturen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
4.1.
Bij brief van 21 maart 2023 wordt een machtiging overgelegd ondertekend door [naam 1] . Uit het bijgevoegde uittreksel uit het handelsregister blijkt [b.v.] de bevoegd bestuurder van [belanghebbende] B.V. te zijn. De bevoegd bestuurder van [b.v.] is [naam 2] . [naam 1] is ook een bestuurder, maar gezamenlijk bevoegd met [naam 2] . Ook wordt een machtiging overgelegd ondertekend door [naam 3] .
4.2.
Bij brief van 26 april 2023 verzoekt de griffier nogmaals om een ondertekende volmacht van de bevoegd(e) bestuurder(s). Dit verzoek wordt herhaald bij aangetekende brief van 16 mei 2023.
4.3.
Bij brief van 23 mei 2023 worden dezelfde stukken als bij brief van 21 maart 2023 ontvangen.
Is het niet indienen van een juiste machtiging verontschuldigbaar?
5. Mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit de beroepschriften blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank de beroepen niet inhoudelijk beoordeelt en dat de uitspraken op bezwaar in stand blijven.
Immateriële schadevergoeding
6.1.
Mr. D.A.N. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [belanghebbende] B.V. beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [belanghebbende] B.V. immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst de verzoeken om schadevergoeding daarom af.
6.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
- wijst de verzoeken om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.