ECLI:NL:RBZWB:2023:8860

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE-22_5040
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van een geldig uittreksel uit het handelsregister

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023, wordt het beroep van [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 oktober 2022 betreffende de WOZ-beschikking 2022 voor het object [adres] in [plaats 2] behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen correct uittreksel uit het handelsregister heeft ingediend en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. Dit is in strijd met de vereisten van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat de rechtbank in staat stelt om zonder zitting uitspraak te doen wanneer het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.

De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. In dit geval heeft mr. D.A.N. Bartels geen geldige machtiging overgelegd, waardoor de rechtbank niet kan vaststellen of hij bevoegd is om het beroep in te stellen namens [belanghebbende]. Ondanks herhaalde verzoeken om een juist uittreksel uit het handelsregister, heeft de gemachtigde geen correct document kunnen overleggen. Hierdoor kan de rechtbank niet beoordelen of de afgegeven machtiging afkomstig is van de uiteindelijk bevoegde persoon.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft. Daarnaast heeft mr. D.A.N. Bartels verzocht om vergoeding van immateriële schade wegens de lange duur van de procedure, maar de rechtbank wijst dit verzoek af, omdat niet is vastgesteld dat [belanghebbende] daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5040

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats 1] ,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Waalwijk, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [belanghebbende] (hierna [belanghebbende] ) tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 oktober 2022, betreffende de WOZ-beschikking 2022 voor het object [adres] in [plaats 2] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen juiste uittreksel uit het handelsregister heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een juiste machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [belanghebbende] . Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens [belanghebbende] . De rechtbank heeft hem bij brief van 31 oktober 2022 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij een uittreksel uit het handelsregister (en eventuele meerdere uittreksels van bovenliggende rechtspersonen) te overleggen waaruit blijkt wie als uiteindelijk bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen.
4.1.
Bij brief van 1 november 2022 overlegt mr. D.A.N. Bartels een volmacht. Ook worden enkele uittreksels uit het handelsregister overgelegd.
4.2.
Omdat geen van de uittreksels het uittreksel was van [belanghebbende] is bij brief van 4 november 2022 wederom verzocht om een juiste uittreksel uit het handelsregister te overleggen.
4.3.
Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brief van 13 december 2022 met een laatste termijn van twee weken.
4.4.
Bij brief van 27 december 2022 worden wederom enkele uittreksels uit het handelsregister overgelegd. Geen van de overgelegde uittreksels betreft die van [belanghebbende] .
4.5.
Omdat [belanghebbende] een niet-natuurlijk persoon is en er geen juiste uittreksel uit het handelsregister is overgelegd, kan niet beoordeeld worden of de afgegeven machtiging is afgegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
5. Mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat de uitspraak op bezwaar in stand blijft.
Immateriële schadevergoeding
6.1.
Mr. D.A.N. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [belanghebbende] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [belanghebbende] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
6.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.