ECLI:NL:RBZWB:2023:8856

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
19 december 2023
Zaaknummer
BRE-23_1076
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken van machtiging

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 december 2023, wordt het beroep van [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 februari 2023 betreffende de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de gemachtigde, mr. D.A.N. Bartels, geen juiste machtiging heeft ingediend en dit verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank heeft mr. Bartels eerder verzocht om binnen vier weken de ontbrekende machtiging en een uittreksel uit het handelsregister te overleggen, maar dit is niet gebeurd.

De rechtbank legt uit dat iemand die namens een ander beroep instelt, op verzoek van de rechtbank een machtiging moet indienen. Het beroepschrift is ingediend door mr. Bartels, maar zonder de benodigde machtiging. Na herhaalde verzoeken om de machtiging te overleggen, heeft mr. Bartels geen aanvullende documenten ingediend. De rechtbank concludeert dat er geen verontschuldiging voor het verzuim is gegeven en dat het beroep daarom niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en het bestreden besluit in stand blijft.

Daarnaast heeft mr. Bartels verzocht om vergoeding van immateriële schade, maar de rechtbank kan niet vaststellen dat [belanghebbende] daadwerkelijk beroep wenste in te stellen. Daarom wordt ook dit verzoek afgewezen. De rechtbank besluit dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingecht
zaaknummer: BRE 23/1076

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 december 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van [belanghebbende] tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 februari 2023, betreffende de aanslagen rioolheffing en zuiveringsheffing 2022 met [aanslagnummer] .
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat mr. D.A.N. Bartels geen juiste machtiging heeft ingediend en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. [1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. [2]
Is een machtiging overgelegd?
4. Het beroepschrift is ingediend door mr. D.A.N. Bartels. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [belanghebbende] . Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit het beroep in te stellen namens [belanghebbende] . De rechtbank heeft hem bij brief van 17 februari 2023 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen en daarbij ook een uittreksel uit het handelsregister te overleggen waaruit blijkt wie als (uiteindelijk) bevoegd bestuurder gerechtigd is beroep in te stellen. Dit verzoek is herhaald bij aangetekende brieven van 21 maart 2023 en 17 april 2023.
4.1.
Bij brief van 3 april 2023, ontvangen bij de rechtbank op 18 april 2023, overlegt mr. D.A.N. Bartels een machtiging ondertekend door [naam 1] . Uit het overgelegde uittreksel uit het handelsregister blijkt [naam 1] beperkt bevoegd te zijn om [belanghebbende] te vertegenwoordigen. Bij aangetekende brief van 28 april 2023 verzoekt de griffier daarom een volmacht te overleggen ondertekend door [naam 2] .
4.2.
Mr. D.A.N. Bartels heeft binnen die termijn geen aanvullende machtiging ingediend.
Is het niet tijdig indienen van een machtiging verontschuldigbaar?
4.3.
Mr. D.A.N. Bartels heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat mr. D.A.N. Bartels niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft.
5.1.
Mr. D.A.N. Bartels heeft verzocht om vergoeding van immateriële schade, omdat de procedure onredelijk lang heeft geduurd. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [belanghebbende] beroep wenste in te stellen en een procedure wilde starten. Om die reden kan ook niet worden vastgesteld dat [belanghebbende] immateriële schade heeft geleden in de vorm van spanning en frustratie. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding daarom af.
5.2.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 22 december 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
2.Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.