In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 20 juli 2022 om herbeoordeling van zijn situatie met betrekking tot de kinderopvangtoeslag. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is overschreden en dat eiser verweerder op 10 augustus 2023 in gebreke heeft gesteld. De rechtbank bepaalt dat verweerder alsnog binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een besluit moet nemen.
De rechtbank legt verweerder een termijn op van negen weken voor het doen van een vooraankondiging, met de mogelijkheid voor eiser om een zienswijze in te dienen. Indien verweerder de termijnen overschrijdt, moet hij een dwangsom betalen van € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Eiser heeft verzocht om de dwangsom vast te stellen, en de rechtbank bevestigt dat verweerder al een dwangsom van € 1.442,- heeft vastgesteld. De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, en dat verweerder het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden. De proceskosten worden vastgesteld op € 418,50, en het griffierecht op € 50,-.