In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 december 2023, wordt het beroep van belanghebbende beoordeeld. Belanghebbende had op 17 maart 2022 een verzoek om kwijtschelding ingediend, maar de ontvanger van de belastingdienst had hier niet tijdig op beslist. De rechtbank oordeelt dat, omdat de ontvanger inmiddels alsnog op het verzoek heeft beslist, het beroep wegens niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Belanghebbende verzocht ook om een dwangsom, maar dit verzoek wordt afgewezen. De rechtbank stelt vast dat de dwangsombepalingen van titel 4.1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet van toepassing zijn op het verzoek om kwijtschelding, dat is gebaseerd op de Invorderingswet 1990. De rechtbank wijst het verzoek om dwangsom af en kent een proceskostenvergoeding toe van € 837 aan belanghebbende. Tevens wordt de griffier opgedragen het betaalde griffierecht aan belanghebbende terug te betalen, aangezien de rechtbank onbevoegd is. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet.